Zuid-Afrika – 1993

17, 18, 19, 20 en 21 februari 1993

Woensdag 17 februari

Het is al warm als ik uit het vliegtuig van Swissair stap op vliegveld Jan Smuts. Daar sta ik dan eindelijk op Zuidafrikaanse bodem. Het schiet door me heen dat ze me hier vijf jaar geleden zeker niet hadden toegelaten.

In de hal word ik opgewacht door Tiny Kox, hoofdredakteur van ons blad De Tribune. Hij is eerder vertrokken naar Zuid-Afrika. In Durban, Natal heeft hij met Bobby Sanjay – voormalig vertegenwoordiger van het ANC in Nederland en een goede vriend van ons – de miljoenen inwoners tellende townships en squattercamps van Durban bezocht en van dichtbij kennis gemaakt met het politieke geweld dat de Inkatha-beweging van chief Buthelezi hier met steun van leger en politie uitoefent. Afgelopen weekeinde bedroeg het dodental in Natal 32.

Tot grote verrassing worden we, samen met enkele andere gasten van het ANC, in een kamer van het vliegveld ontvangen door niemand minder dan Oliver Tambo, de nationale voorzitter van het ANC. Tijdens zijn dertigjarige ballingschap heeft Tambo de bevrijdingsorganisatie ANC geleid. Hij heeft er alles aan gedaan om de wereldgemeenschap tegen de apartheid te mobiliseren. Terwijl ik hem de handen schud begrijp ik hoe dichtbij de wereldgeschiedenis nu is. Ik informeer naar zijn gezondheid (hij heeft een paar jaar geleden een beroerte gehad). Hoewel hij wat moeilijk loopt gaat het goed met de 73-jarige. Hij vertelt me nog steeds aktief te zijn. Hij is nog steeds lid van het National Executive Committee, het hoofdbestuur van het ANC.

Na deze verrassende ontmoeting ontmoet ik Johannesburg. Als we met een van de duizenden personenbusjes die in Johannesburg rondrijden van het vliegveld naar het hotel gaan maak, ik voor het eerst kennis met de stad die pas tegen het eind van de vorige eeuw is ontstaan toen daar goud ontdekt werd, en nu met zijn massa’s torenflats zo uit het westen over geplant lijkt te zijn. Het doet allemaal wat Frans aan. Ons hotel blijkt het Holiday Inn te zijn, midden in het centrum van de stad aan de Jeppestraat, vrijwel naast het beruchte Hooggerechtshof.

Dit onderkomen heeft het ANC uitgezocht voor haar gasten. Alle delegaties moeten zelf de kosten betalen. Uit navraag blijkt het ANC voor dit hotel gekozen te hebben omdat het het enige hotel is wat de 800 deelnemers kan herbergen, zodat gezamenlijk vervoer te regelen valt naar het kongrescentrum. Het ANC is doodsbenauwd dat de kongresgangers op eigen initiatief dingen gaan ondernemen. Niet voor niets: recente cijfers laten zien dat het aantal moorden en berovingen de toch al treurige Amerikaanse cijfers tien maal overtreffen. Elke twee minuten wordt er iemand in Zuid-Afrika vermoord. De apartheid heeft de samenleving verschrikkelijk gewelddadig gemaakt. Johannesburg is wellicht de gewelddadigste stad van de wereld geworden.

Ik maak kennis met anderen uit de Nederlandse delegatie. Onder hen mensen van het Medisch Komitee Angola. We praten over het feit dat tot op de dag van vandaag ook rondom Zuid-Afrika de apartheid zijn tol blijft eisen. In Angola richt Zuid-Afrika’s protégé en UNITA-leider Savimbi afgrijselijke slachtpartijen aan nadat hij verpletterend verslagen is bij de verkiezingen door de regerende MPLA. In Zuid-Afrika’s andere buurland Mozambique zijn de door het apartheidsbewind betaalde terroristen van RENAMO sinds jaar en dag bezig het land naar de verdommenis te helpen. Lang heeft de wereldgemeenschap toegekeken en niks gedaan. Nu lijkt er een grens overschreden te zijn. De kranten melden dat Rusland, Portugal en Amerika met maatregelen tegen Savimbi dreigen. Maar het verdwijnen van de apartheid zal zonder twijfel de grootste hulp voor deze nu op de grens van de afgrond staande landen zijn. Ook zijn er vertegenwoordigers van het Komitee Zuidelijk Afrika en de Anti-Apartheidsbeweging Nederland. Burgemeester Van Thijn van Amsterdam is ook aanwezig.

Het wordt tijd om te gaan slapen. Morgen wacht een drukke dag.

Donderdag 18 februari

Samen met Zolile Magugu, vertegenwoordiger van het ANC in Nederland, lopen we van het hotel naar het nieuwe hoofdkantoor van het ANC. Tot voor kort vond de organisatie onderdak in de Zambiaanse hoofdstad Lusaka. Nu zetelt ze in Pleinstreet 15. Hoe verrassend kunnen dingen soms zijn. Het nieuwe ANC-kantoor blijkt het oude hoofdkantoor te zijn van Shell, het concern waartegen veel verzet bestond in verband met haar door de internationale gemeenschap verboden steun aan het apartheidsbewind. Voor we de lift (in het Zuidafrikaans ‘hijsbak’ geheten) kunnen nemen moeten we eerst door een paar bommensluizen en worden onze tassen gekontroleerd. In Zuid-Afrika is dat de normaalste zaak van de wereld, dus zeker op het hoofdkantoor van het ANC. Alle afdelingen en geledingen lijken een eigen verdieping tot hun beschikking te hebben. Alle kantoren maken de indruk alsof de bewoner er pas is gearriveerd of juist op het punt staat te vertrekken. Grote ruimten met een minimum aan inventaris. Heel duidelijk blijkt dat het ANC weinig bezittingen heeft.

Drie gesprekken staan er op het programma: met de politieke edukatie-afdeling, met de radikale Jongerenorganisatie en de belangrijke Vrouwenbond van het ANC. Khosi Msisang legt onze de vele problemen van de organisatie uit als het gaat om het politiek opleiden van de zo verschrikkelijke nodige kaders van de organisatie, met haar ledental van rond de miljoen. Daarna een belangwekkend gesprek met het bestuur van de jongeren-organisatie. Het zijn jongens die al hun energie stoppen in het opleiden en organiseren van de jonge mensen in de zwarte wijken. Ze organiseren van alles, van voeltbaltoernooien (‘hoe gaat het met Gullit? Goed hè dat hij zo pro-ANC is!’) tot kursussen lezen en schrijven (45% van de jongeren is analfabeet). Grootste probleem is de jongeren te motiveren. De klassen hebben soms meer dan 100 leerlingen en er is eigenlijk geen plaats om te zitten, de leerboeken zijn vaak uit de jaren vijftig. En als iemand dan al de school heeft afgemaakt wacht vrijwel altijd de ledigheid van de werkloosheid. 90% van de jongeren in de getto’s is werkloos.

In de delegatie van de ANC Vrouwenbond bevindt zich tot mijn genoegen ook penningmeester Makho Njobe, tevens lid van het hoofdbestuur van het ANC. Makho was samen met twee anderen vorig jaar mijn gast op het hoofdkantoor van de SP in Rotterdam. Nu zie ik haar terug aan de andere kant van de wereld. Makho en de anderen vertellen hoe ze heel veel aandacht besteden aan het voorbereiden van de mensen op de aanstaande verkiezingen. Voor ons elementaire zaken als verkiezingen, stemmen en vrijheid van meningsuiting zijn voor de meeste afrikanen onbekende begrippen. Ook werken ze hard aan een ‘handvest voor rechten van de vrouw’. Grootste probleem dat de werkzaamheden van deze vrouwen dwarsboomt is het niet aflatende geweld. Nog vaak zal ik deze dagen te horen krijgen wat de gevolgen van het geweld van met name de Inkatha-beweging van chief Buthelezi in de townships is geweest.

Vrijdag 19 februari

Het motto van de Internationale Solidariteits Konferentie is ‘van apartheid naar vrede, demokratie en ontwikkeling. De konferentie vindt plaats in het Nasrec, het ‘Nasionale Uitstal Sentrum’, vlak bij Soweto. Nadat internationaal ANC-sekretaris Thabo Mbeki (straks waarschijnlijk Zuid-Afrika’s eerste zwarte minister van buitenlandse zaken) de 600 buitenlandse en 300 binnenlandse gasten eindelijk op hun plek gekregen heeft is het woord aan Oliver Tambo. Hij vervangt ANC-president Nelson Mandela, die op dokters-advies thuis is moeten blijven. Deze eerste redevoering zet de toon voor de hele konferentie. De dagen vlak voor de konferentie heeft het bestuur van het ANC een aantal belangrijke beslissingen genomen die zij graag aan de vertegenwoordigers uit de vijf kontinenten wil voorleggen. Het belangrijkste is het feit dat men door wil met de onderhandelingen. Naar de mening van het ANC bestaat er geen alternatief voor praten, verkiezingen en een demokratisch bestuur. Men streeft ernaar om eind dit jaar of uiterlijk begin volgend jaar demokratisch, vrije verkiezingen te organiseren. Alle partijen die meer dan 5% van de stemmen achter zich hebben kunnen dan naar rato deelnemen in een regering van nationale eenheid. De gekozenen vormen dan een vergadering die een nieuwe grondwet moet gaan opstellen. Binnen vijf jaar moeten er dan weer verkiezingen zijn, zodat voor het eerst een demokratisch gekozen regering het land kan gaan besturen volgens de regels van een parlementaire demokratie.

Na Tambo is de beurt opnieuw aan een van de grote zonen van Afrika, oud-president van Zambia Kenneth Kaunda. Het was Kaunda die in de zwaarste tijden aan hen die de apartheid bestreden zonodig een schuilplek bood. Zijn land is altijd bereid geweest de bannelingen in Lusaka op te vangen. Zijn oproep is duidelijk: ‘Ik vraag niemand te vergeten wat de blanken jullie hebben aangedaan, want dat zou te veel gevraagd zijn. Daarvoor is de ellende te groot geweest, daarvoor zijn er teveel misdaden begaan. Het enige wat ik u vraag is door te gaan met praten. Omdat er geen andere begaanbare weg is. De blanken wonen hier en zullen hier blijven. En dat is goed, ze horen hier. Sámen moet er een niet raciaal, demokratisch Zuid-Afrika worden opgebouwd. Elke andere optie zal leiden tot 20 maal Somalië’. Vervolgens prijst hij het ANC voor de vergevingsgezindheid die een vreedzame overgang mogelijk maakt, wanneer de blanken en de Klerk er tenminste geen dubbele agenda op na houden.

Zijn toespraak wordt met grote instemming begroet. Ik vind het ongelooflijk. Alom is bekend hoe ook onder het bewind van de Klerk politie en leger huis hebben gehouden en de dood van vele duizenden op hun geweten hebben en dan toch bereid zijn met je voormalige onderdrukker aan de tafel te gaan zitten getuigt van een bijna bovenmenselijke bereidheid de problemen echt op te lossen. Eerder is dit ook in het voormalige Rhodesië, nu Zimbabwe geprobeerd. En inderdaad, onder leiding van Mugabe met succes. De blanken zijn gebleven en doen nu mee in een land dat door de meerderheid wordt bestuurd.

Tijdens een van de workshops (over konkrete hulp) kan ik namens de SP aankondigen dat wij voor alle 94 distrikten van het ANC een fax-apparaat ter beschikking stellen. Dit naar aanleiding van een door het ANC-bestuur verspreide lijst met goederen die ze snel nodig hebben in verband met de opbouw van een infrastruktuur. Ook stellen we 10 faxen ter beschikking aan de vrouwen-organisatie. In Nederland gaan we kampagne voeren onder de slogan: Steun Nelson Mandela en stuur een fax.

De eerste dag wordt verder veel tijd ingeruimd voor de ‘verplichte’ en vaak saaie solidariteitsverklaringen. Ik ben opgelucht dat niemand uit de Nederlandse delegatie daaraan meedoet. In de wandelgangen maak ik kennis met de meest uiteen lopende mensen: van de Nederlandse ambassadeur in Zuid-Afrika tot de ANC-vertegenwoordiger in Moskou. Tijdens de koffie praat ik met een onafhankelijke journalist uit Peking die zelf de gewelddadigheden op het Tien a Minhplein heeft meegemaakt. Veel tijd breng ik door met mensen uit Engeland en de VS.

In de avonduren kan ik nader kennis maken met mensen als Sietse Bosgra, Klaas de Jonge en Karel Roskam; allen mensen die hun sporen in de strijd tegen de onderdrukking in Zuid-Afrika hebben verdiend.

Zaterdag 20 februari

Deze dag zal ik nooit meer vergeten. Eerst worden we blij verrast door de binnenkomst van Nelson Mandela. Tegen het uitdrukkelijk advies van zijn artsen in is hij naar het Nasrec gekomen. Hij wil erbij zijn nu er voor het eerst een internationale konferentie op Zuidafrikaanse bodem gehouden wordt. ‘Als u in mijn land rondkijkt kunt u zien, wat ik zag toen uit mijn gevangenschap terugkeerde. Namelijk dat mijn mensen zin vernederd tot derderangs burgers die slechts in leven kunnen blijven door te bedelen of te werken als slaven.’ aldus Mandela, die vervolgens van special guest, wereldkampioen zwaargewicht Riddick Bowe twee bokshandschoenen kado krijgt om daarmee de apartheid en de armoede knock out te slaan. ‘En’, aldus Bowe, ‘ik heb begrepen dat u nu met praten uit de problemen wilt komen. Maar mocht dat nu niet lukken, u kan altijd een beroep op me doen.’

‘s Middags gaan we naar Alexandra, een krottenwijk in het noordwesten van Johannesburg. De afstanden in deze miljoenenstad zijn enorm. In het centrum en de eerste rand erom heen wonen vooral blanken, geschat op een half miljoen in aantal. Ze wonen in huizen omringt met hoge muren en dichte hagen. Overal staan bordjes met ‘armed response’. In Alexandra, één van Zuid-Afrika’s talloze krottenwijken, wonen bijna 400.000 mensen op nog geen twee vierkante kilometer bij elkaar. De wijken zijn vanaf de doorgaande wegen niet te zien, zodat de blanken niet in gewetensnood hoeven te komen. Wat niet weet, wat niet deert. Slechts via onooglijk smalle weggetjes bereik je deze wijken, omringd door bases van leger en politie, standby om in te grijpen. Het zijn allemaal zwarte jongens uit de binnenlanden onder leiding van blanken. Ze zitten een beetje voor zich uit te staren vanuit hun rare gevechtsauto’s op hoge wielen. De wijk is één onvoorstelbare zee van krotten en afval. De armoede kijkt je hier recht in de ogen. Kleine huisjes gemaakt van karton, papier en golfplaat, geen elektriciteit, geen riolering, alleen openbare droogplee’s, één waterpunt op duizend mensen. Ik ben verbijsterd. We rijden in een groep met een paar nederlanders -waaronder Ed van Thijn, burgemeester van Amsterdam en de nederlandse ambassadeur- en enkele mensen van het ANC. We worden rondgereden langs eindeloze rijen krotten om daarna ontvangen te worden door een vertegenwoordiging van de CIVICS, het door de mensen zelf ingestelde bestuur van de wijk. De voorzitster Mary Ntingale spreekt ons toe. Dit zijn de echte helden: mensen die ondanks alle ellende en tegenslag zonder enige financiële steun van de overheid toch proberen de wijk leefbaar te maken. Ze maakt een diepe indruk op me. Met veel geduld laat ze ons zien hoe het leven van haar mensen eruit ziet. Ze laat ons praten met de mensen. Voor ik me realiseer dat ik me schaam voor mijn huiskleur, stellen ze me op mijn gemak. Deze mensen zijn geen haters van de blanken. Wie in vrede komt ontmoet waardering. Ze laat ons een kale vlakte zien aan de rand van het getto. ‘Hier hebben strijders van Inkatha vorig jaar huis gehouden. Alle woningen hier zijn door hen in brand gezet en de bewoners zijn omgebracht. In totaal zijn de afgelopen jaren duizend mensen vermoord. En de politie deed niets. Gelukkig is het de laatste tijd tamelijk rustig.’ De beelden die ik daar heb gezien blijven steeds weer op mijn netvlies verschijnen: die vader met zijn kind, hand in hand. Die twee vrouwen die schik hebben omdat ze drie stukken golfplaat hebben weten te bemachtigen. De kinderen die op hun blote voeten in de rode zand aan het voetballen waren. De mensen die waardigheid uitstralen en vastberaden vertellen over wat er fout is en hoe het beter kan. De man die zei dat het snel beter zal worden als het ANC aan de macht is. Ik hoop het met hem, maar heb mijn twijfels. De problemen zijn zo gigantisch en de tegenstellingen zo groot dat ook het ANC vele, vele jaren nodig zal hebben voordat er voor iedereen een menswaardig bestaan mogelijk is.

‘s Avonds is er een koncert in het Nasrec. Ik heb eigenlijk geen zin maar besluit toch te gaan. Eigenlijk alleen het begin kan mij bekoren. Het is een groep van jonge mannen, vrouwen en kinderen. Ze geven met declamaties en zang weer hoe het leven er in de krottenwijken uitziet en wat de vernederingen van de apartheid met hen hebben gedaan. Ze verhalen over het geweld van de politie, de vernederende blikken van de blanken de duizenden wezen die geen onderdak hebben. Ik heb moeite me goed te houden. Dit gaat door merg en been. Dit is puur, dit niet geveinsd. Deze mensen kennen het leven: ze kennen de droefheid, maar ook de vreugde; ze kennen de eenzaamheid van de ellende en de machteloosheid, maar ze kennen ook het gevoel van solidariteit en verbondenheid. Als zij het podium verlaten hebben, komt er een juffrouw uit Amerika een liedje zingen. Ik ga naar buiten en kijk uit over Soweto. Alles is donker.

Zondag 21 februari

De konferentie loopt op zijn eind. Er worden een aantal verklaringen aangenomen. Van het grootste belang zijn de stellingen over de sancties. Het ANC wil dat de sancties voor wat betreft de diplomatie, goud, handel en investeringen worden opgeheven zodra de datum voor de eerste demokratische verkiezingen is vastgesteld. Het embargo op wapens en olie moet van kracht blijven totdat een demokratische regering is geïnstalleerd. Het ANC vraagt aan alle aanwezige vertegenwoordigers in hun landen de strijd tegen de apartheid om te buigen in de richting van steun aan de nieuwe regering. ‘Mede dankzij jullie steun staan we aan de vooravond van een overgang van apartheid naar demokratie, maar ik de volgende fase van opbouw hebben we jullie steun hard nodig’, aldus Alan Boesak. Vervolgens roep kongresvoorzitter Thabo Mbeki de aanwezigen op het volkslied van zwart Zuid-Afrika, Nkosi Sikelel’i Afrika te zingen. Ik begrijp geen woord van de tekst, maar wat heeft het heeft het een betekenis. Wat zal er met deze mensen gebeuren wanneer ze dit lied voor de eerste keer kunnen zingen als officiële volkslied!

En nog komt er geen einde aan mijn kennismaking met zwart Zuid-Afrika. Na afsluiting van de konferentie gaan velen mee naar een oeukomenische dienst in de Regina Mundi kerk in Soweto. Op weg daar naartoe dezelfde beelden als in Alexandra. Kilometers lange rijen krotten. Sietse Bosgra vertelt me dat we slechts een heel klein deel van Soweto hebben gezien. Hier wonen naar schatting 4 miljoen mensen, tot ver achter de bergen. In deze kerk hebben de mensen de vele doden herdacht van de opstand in 1976. Deze kerk is door de overheid doorgaans met rust gelaten. Er zingt een koor en de klanken zijn al op grote afstand te horen. Hier vinden mensen troost. Er hangt een schilderij van Maria met kind aan de wand. Maria is zwart, Jezus is ook zwart. De liederen en de preken van de christelijke, joodse en islamitische vertegenwoordigers gaan allemaal over het echte leven buiten de kerk. Ze gaan over de honger, de ziekten, de gevallenen, de meisjes die eenzaam op een kamer zitten bij de blanken, de onderlinge verbondenheid. Hier is religie gelijk aan politiek. Hier geen loze woorden, hier geen clichés. De god die hier woont is van de mensen. Wanneer Kaunda binnen komt ontstaat er een spontaan gejuich onder de vele aanwezigen uit Soweto zelf. De mensen zijn degenen die hen altijd hebben gesteund niet vergeten. Buiten praat ik nog even met iemand. Hij nodigt me uit bij hem thuis te komen kijken, maar de bus vertrekt zo. Hij pakt m’n hand en vraagt hem en de anderen niet te vergeten want er weliswaar hoop is, maar de weg nog lang. Bij wijze van grap zegt hij: ‘Ik heb mooiere schoenen dan jij, dit zijn italiaanse.’ Gelijk heeft ie, en ik loop over van hoop dat straks zijn land net zo mooi wordt als nu zijn schoenen. De geseling van miljoenen zwarten, kleurlingen en Indiërs door de racistische ‘witte’ apartheid heeft al een eeuwigheid te lang geduurd.

Terug naar reizen