Curaçao – 2002
Bolletjesslikkers, probleemjongeren en falende integratie. Dat is kort samengevat het weinig florissante beeld dat veel mensen hebben van Antillianen en Arubanen. Zonder de achtergrond te kennen, los je echter geen problemen op. En dus bezocht Jan Marijnissen in augustus Curaçao om te zien en te horen hoe de situatie daar écht is. Zijn gesprekspartners waren veelal gedreven Antillianen die de noodklok luiden. Geert van Amstel reisde mee, en doet verslag.
Tribune oktober 2002
Lloyd Narain, filosoof en voorzitter van de milieuorganisatie Amigu di Tera, vindt de problemen te groot voor elk Caribisch eiland afzonderlijk. ‘Er zou veel meer samenwerking tussen de eilanden moeten komen. We hebben een groot aantal gemeenschappelijke agendapunten, zoals de klimaatverandering, (cruise)toerisme, werkgelegenheid en armoede. Al die eilanden kunnen onmogelijk al die agendapunten behappen met eigen ambtenaren. Bovendien worden ze tegen elkaar uitgespeeld. Nu kunnen nieuwe bedrijven een zogenaamde tax-holiday eisen. Ze willen bijvoorbeeld 10 jaar lang geen winstbelasting betalen. Gaat het ene eiland niet akkoord, dan stapt het bedrijf naar het volgende om te onderhandelen. Dit past uitstekend in het patronagesysteem dat hier al sinds de slaventijd heerst: de ene dienst is de andere waard. Het houdt mensen afhankelijk, net zoals in de periode van de Shon, de landheer van wie de slaven destijds – ook nog na afschaffing van de slavernij – afhankelijk waren. Nu zijn het de rijke zakenlui die de politici financieel ‘steunen’, maar daar wel wederdiensten voor verwachten. De mensen op Curaçao zijn arm en blij met elke gunst die ze ontvangen. Ook als ze daarvoor op de ‘juiste’ partij moeten stemmen. Omdat de bevolking slecht ontwikkeld is en niet mondig, is het erg moeilijk om dit aan de kaak te stellen en te doorbreken.’
Door hun lage opleiding maken Antillianen, zowel op Curaçao als in Nederland, weinig kans op een baan. Zo’n 60 procent van de Curaçaose beroepsbevolking heeft alleen basisonderwijs met één of twee jaar voortgezet onderwijs. Voormalig minister van onderwijs Stanley Lamp is blij met de invoering van het Papiamento als voertaal op de basisschool. ‘Nederlands is altijd de schooltaal geweest en was een duidelijke barrière voor de schoolloopbaan. Het is veel beter om Papiamento als basis moedertaal te gebruiken en dan Engels en/of Spaans aan te bieden als taal, waarmee Antillianen in de regio verder kunnen studeren. Nu hebben we al tijden te maken met een braindrain richting Nederland. Antilliaanse jongeren zetten hun studie voort in Nederland en komen dan niet terug naar hun eiland, waar ze om goed opgeleide mensen zitten te springen. De studiefinanciering zou daarom zo aangepast moeten worden, dat studeren in de regio mogelijk gemaakt wordt. Antilliaanse studenten mogen als Nederlands staatsburger in Nederland blijven, voor de landen in de regio geldt dat echter niet. Vorig jaar is het Funderend Onderwijs ingevoerd waarbij in groep 1 begonnen wordt met het lesgeven in het Papiamento met Nederlands als vak. Nu is er leerplicht van 6 tot 16 jaar en gaat tussen de 95 en 100 procent van de leerlingen naar school, maar er zou veel meer aandacht geschonken moeten worden aan de voorschoolse opvang in met name de achterstandswijken. Daar wonen veel erg jonge moeders zonder opleiding en in slechte huizen. Ze kunnen hun kinderen nauwelijks te eten geven. Die kinderen zijn niet zindelijk als ze voor het eerst naar school gaan en kunnen nauwelijks praten. Ongeveer 20 procent van de kinderen kunnen we probleemkinderen noemen. Er zijn zelfs leerkrachten die eten voor ze mee naar school nemen.’
Goretti Narain, rector magnificus van de UNA (de Universiteit van de Nederlandse Antillen), benadrukt het belang van het lesgeven in het Papiamento. ‘Ik ben gepromoveerd aan de Katholieke Universiteit van Brabant op de ontwikkeling van tweetaligheid van jonge Antillianen. Hoe beter kinderen Papiamento leren spreken, hoe beter ze in staat zijn Nederlands of een andere taal te leren. Elk rapport over de Nederlandse Antillen geeft aan dat we meer goed opgeleide mensen nodig hebben en dat lukt niet. Van alle Antilliaanse studenten in Nederland blijft 83 procent daar. Als we er in slagen om ze hier op de UNA te krijgen en enkele jaren vast te houden voordat ze verder gaan in Nederland, komen ze wel terug. Curaçao heeft nieuwe leiders nodig, mensen die verantwoordelijkheid kunnen nemen en niet gevoelig zijn voor het patronagesysteem. We hebben daarom ook cursussen integriteit opgenomen in ons programma en verplichte leiderschapstrainingen.’
Op de UNA studeren vooral meisjes en ook de nascholingscursussen worden met name door meisjes gevolgd. Leidinggevende functies worden meer en meer door vrouwen ingevuld. De man komt steeds vaker buitenspel te staan. Door armoede en machismo krijgen jongens geen goed voorbeeld en belanden al vroeg in een uitzichtloze positie. De helft van de Curaçaose bevolking leeft onder het minimum, terwijl het gemiddelde inkomen erg hoog is. De kloof tussen arm en rijk wordt groter, en verslaving en criminaliteit nemen toe. Investeringen en subsidies komen steeds minder bij de mensen terecht, maar verdwijnen in de infrastructuur en dure adviesbureaus. De drugshandel is voor veel mensen een lucratieve uitweg.
Leslie Roosberg beheert een inloophuis voor drugsverslaafden in Willemstad. Daar kunnen ze tot rust komen en een douche nemen. Hij maakt zich kwaad over de ophef in Nederland over de bolletjesslikkers.’ Het drugstransport van Curaçao naar Nederland is al jaren bekend en de bolletjesslikkers vormen slechts een klein gedeelte van het totale transport. Er zijn mensen op allerlei niveaus bij betrokken. Bolletjesslikkers worden nu afgeschilderd als zware criminelen, maar het is het gevolg van de verwaarlozing van de mensen hier. Bovendien is het drugsprobleem een internationaal probleem. Je kunt drugs veel beter legaliseren. Zodat ze uit de criminele sfeer gehaald worden, de gigantische winsten verdwijnen en je de macht van het grote geld breekt. De drugsbaronnen betalen de politici en spelen ook nog voor Robin Hood door allerlei jeugdactiviteiten te financieren. Je hebt aanzien als je bij de drugshandel betrokken bent. Het levert veel geld op en de pakkans is klein. Eigenlijk wordt onze hele jeugd bedreigd. Er is jarenlang veel te weinig aandacht geweest voor de zorg, het onderwijs en de toenemende armoede. We zitten in een buitengewoon ernstige situatie en op een gegeven moment krijgen Curaçao en Nederland de rekening gepresenteerd. Op dit moment is één procent van de bevolking verslaafd aan crack, the poor man’s drug: gekookte cocaïne die gerookt kan worden en zeer verslavend is. Dat betekent dat er 1500 verslaafden op straat leven en dat de drugshandel zich in alle lagen van de bevolking binnenvreet. Er moeten snel maatregelen genomen worden om de situatie van de bevolking te verbeteren.’
De geluiden zijn steeds hetzelfde. Er is jarenlang bezuinigd en geen aandacht geweest voor de nood van de bevolking. Oude wijken worden niet opgeknapt. Er worden nieuwe wijken gebouwd die goed zijn voor het prestige van de politici. Illegale immigranten nemen de laagbetaalde baantjes over omdat ze bereid zijn voor nog minder geld te werken. Het zelfrespect van de Curaçaoënaars daalt, de bevolking ziet lijdzaam toe wat er met hen gebeurt en de drugshandel is een manier om het hoofd boven water te houden. Met bolletjes coke in je lijf lukt dat dan weer even.
Toekan
‘Hebt u geen goede scherpschutter op het eiland?’, was de onverwachte vraag van koningin Beatrix toen zij tijdens een bezoek aan Curaçao over de pontonbrug liep die de wijken Punda en Otrabanda in Willemstad met elkaar verbindt. De vorstin keek uit op de beroemde rij koloniale panden aan de Annabaai. Een prachtige reeks gebouwen in zachtgeel, lichtblauw, groen en roze. Als een tang op een varken wordt dit stukje Nederlandse koloniale geschiedenis ontsierd door het monsterachtige Van de Valk hotel met op het dak een gigantische Toekan die als een roofvogel uitkijkt op Willemstad. Beatrix vond het niks. Afschieten maar.
Historische blunder
In 1643 werd de Nederlandse vlag geplant op Curaçao, met 135.000 inwoners het grootste eiland van de Nederlandse Antillen. De natuurlijke haven maakte het eiland tot een ideale plek voor een overslagpost, waar naast zout en cacao vooral slaven verhandeld werden. In de 19e eeuw nam het belang van Curaçao af, om in het begin van de 20e eeuw weer te groeien door de komst van een grote Shell-raffinaderij, die voor enige welvaart zorgde. In 1985 verkocht Shell de raffinaderij voor één Antilliaanse gulden aan het eiland, op voorwaarde dat Curaçao geen milieuklachten zou indienen tegen de oliemaatschappij. Dat bleek een historische blunder die door veel Curaçaoënaars gezien wordt als het begin van de ellende. De raffinaderij werd verhuurd aan Venezuela, en kreeg te maken met een snel teruglopend personeelsbestand. Het toerisme bleek als vervangende welvaartsbron niet erg stabiel, met als gevolg dat armoede en andere sociale problemen meer en meer de politieke agenda van het eiland zijn gaan bepalen.