Brazilië – 2004

Het regeringscentrum in Brasilia

Met Peter Runhaar, journalist en kenner van Brazilië heb ik in november 2004 een studiereis gemaakt door Brazilië. We hebben vele gesprekken gevoerd en bezoeken afgelegd. De nadruk lag op de PT (de partij van president Lula) en de situatie waarin het land economisch, politiek en sociaal verkeert.

Het land is ruim 200 maal zo groot als ons land.
Het aantal inwoners ligt rond de 170 miljoen.
São Paulo heeft net zoveel inwoners als Nederland.

PT

Minister Dulci (l)

In Sao Paulo, Brasilia en Salvador heb ik gesproken met veel mensen van de PT: Van minister Luiz Dulci tot de fractievoorzitter in de Tweede Kamer, van senator Eduardo Suplicy tot veel ‘gewone’ leden.

De opkomst van de PT als echte ‘doorbraak’partij is één van de redenen van mijn bijzondere belangstelling voor het hedendaagse Brazilië.

Van 1964 tot 1980 kende Brazilië een militaire dictatuur, die periodes zeer onderdrukkend en gewelddadig was. Veel mensen die nu hoge posities hebben in de PT hebben een rol gespeeld in het verzet tegen de dictatuur. Bijvoorbeeld Lula, de huidige president. Hij organiseerde eind jaren zeventig stakingen in de metaalindustrie ten zuiden van Sao Paulo en werd mede daardoor door veel mensen als de personificatie van de strijd gezien.

Iedereen was zich bewust van het unieke moment toen de dictatuur in 1980 werd ingeruild voor een democratie: – We moeten meer gaan samenwerken – was het devies. En dat was wat er gebeurde. Vanuit allerlei progressieve partijen en groepen kwamen mensen om samen de PT ( Partido dos Trabalhadores) op te richten. Ze kwamen uit de CUT (de vakbond), verschillende politieke partijen (van Trotzkisten tot christelijk-sociaal geïnspireerde mensen), uit progressieve kerkelijk groepen, uit maatschappelijke bewegingen.

Er werd besloten om op een open, ontspannen manier met de verschillende ideologische achtergronden van de verschillende deelnemers om te gaan. De ideeën mogen verschillen, onze praktijk zal eensluidend zijn. Er werd een praktisch programma geschreven dat de strijd aanbond en -bindt met de grote inkomensverschillen, de armoede, de machtige positie van het internationale bedrijfsleven en het financierskapitaal, en de corruptie. De PT ging zich inzetten voor met name goed gemeentelijk beleid, sociale programma’s en tégen alle uitwassen van het neoliberalisme dat vóór Lula ook in Brazilië erg dominant was.

Men had daar succes mee. Het vertrouwen in de partij groeide snel. Na drie keer verlies in de laatste ronde, werd Lula twee jaar geleden tot president gekozen. Ondertussen had de partij al vele duizenden raadsleden, burgemeesters, enzovoorts door het hele land, in de grote steden maar ook op het platteland. Om een indruk te geven: in 1982 had de partij 118 raadsleden, inmiddels zijn dat er 3.677. De partij heeft meer dan ‘n miljoen leden.

De politieke agenda van de PT en dus ook van de regering (hoewel Lula’s partij in de Tweede Kamer slechts 25% van de zetels bezet en allianties dus noodzakelijk zijn) heeft een duidelijke binnenlands gezicht, maar ook zeer nadrukkelijk een búitenlandse ambitie.

Senator en PT'er van het eerste uur, Sulpicy

Josias Gomes, de PT-vertegenwoordiger in het parlement uit de deelstaat Bahia

De fractievoorzitter van de PT in het parlement, Chinaglia

Samen met PT'ers uit Salvador

Het regenwoud

Conferentie over het Atlantische oerwoud
Het mooie van de PT en Lula is dat ze zich – zoals je misschien zou verwachten – niet alleen richten op sociaal-economische zaken, maar werkelijk op álle terreinen actief met voorstellen komen.

Of het nu gaat om de positie van homo’s, kindermishandeling, geboortebeperking, onderwijs, zorg, AIDS, de rechten van vrouwen, racisme…ze hebben ‘n plan. Altijd een plan dat met de betrokkenen samen is gemaakt en ook samen wordt uitgevoerd.

Zo ook als het gaat om het milieu. Ik was kort ook even op een conferentie – door de regering opgezet – over het Atlantische regenwoud. Want behalve in het Amazonegebied had Brazilië vroeger ook een groot, aansluitend regenwoud aan de oostkant van het land.

Ik heb kaartjes gezien van Bahia in het Oosten. In 1947 was nog bijna alles groen gekleurd…oerwoud. Nu zijn slechts nog een paar piepkleine plukjes over. Vooral ten behoeve van de extensieve veehouderij is veel regenwoud opgeofferd vanaf de jaren zestig en zeventig. De nadelen worden steeds meer mensen duidelijk, ook de grondbezitters, groot en klein: erosie, snel waterverlies, verminderde opbrengsten en verminderde leefbaarheid.

Men probeert nu niet alleen de kap tegen te gaan, maar ook om het regenwoud weer een kans te geven te ‘groeien’. Ook hier…natuurlijk in overleg met de gemeenschappen die er leven. Landeigenaren die door middel van kap (of brand) proberen land aan het oerwoud te onttrekken worden hard gestraft. Mensen die proberen om duurzaam om te gaan met het oerwoud (bijvoorbeeld met cacaoteelt, ik kom daar nog op terug) kunnen rekenen op steun van de overheid. In 2 jaar tijd is hier 7,5 miljard voor vrijgemaakt.

Niet verwonderlijk als je Marina Silva benoemd hebt tot minister van milieu. Deze geweldige vrouw was vroeger rubbertapster en heeft zichzelf leren lezen en schrijven…en is nu dus minister.

Nu is natuurlijk niet alles voor Lula en zijn regering in een handomdraai te veranderen. Daarom is er ook kritiek.

Ik sprak met Fernanda Giannasi. Zij zet zich al jaren in voor de strijd tegen asbest. Ze is daarom ook al lang een goede bekende van onze partij. Ze is hevig teleurgesteld in Lula. Ze gaat zelfs verder: ze vindt hem een verrader die zijn beloftes niet nakomt. ‘Altijd heeft ie onze strijd gesteund en nu word ik zelfs tegengewerkt’, zegt ze bitter. Het is moeilijk voor mij vast te stellen wie hier gelijk heeft, maar met de inzet van haar strijd is niks mis. Daarom heb ook tegen haar gezegd: ‘Keep up the good work.’

De stad

Sao Paulo heeft zo’n 15 miljoen inwoners. Vanaf één van de hoogste punten van het centrum zie zo ver als het oog kan reiken alleen wolkenkrabbers. Manhattan is er niks bij, laat staan Amsterdam of Rotterdam. SP (de afkorting leidde wel ‘ns tot verwarring…) is de derde stad van de wereld.

De ‘explosie’ van de stad is begonnen in de jaren zestig. Behalve een kleine, uiterst rijke toplaag herbergt de stad ook een grote middenklasse van arm tot redelijk verdienend, en een grote groep van mensen die leeft in de zogenaamde favella’s, de zelfgebouwde krottenwijken.

Het minimumloon bedraagt 260 Reaal per maand. Het modale salaris ligt op zo’n 800 Reaal. Voor één Euro krijg je zo’n drie Reaal. Ik moet er wel bij zeggen: de kosten voor levensonderhoud in Brazilië veel lager liggen dan in ons land. Veel bevoorrechte Brazilianen hebben een jonge ‘huisslaaf’. Deze vrouwen staan de hele dag klaar (van half zes in de ochtend tot 11 uur in de avond) voor zo’n 500 Reaal. Alle dure huizen hebben dan ook een piepklein kamertje nabij de keuken waar het meisje kan slapen. Een redelijke flat kost zo’n 400 Reaal. Kinderarbeid komt nog relatief veel voor.

Standenverschillen verhinderen niet – ik heb dat van horen zeggen, maar ook uit eigen waarneming – dat mensen elkaar fatsoenlijk bejegenen. Er wordt niet neergekeken op mensen die minder hebben. Natuurlijk, het is een generalisatie, maar het viel me op.

We waren samen met Jolanda (l), die veel voor ons gedaan heeft, op bezoek bij een gezin in een van de vele buitenwijken van Sao Paulo. We waren te gast bij (van rechts naar links) Fabiano, Estela, moeder Josefa, en Junior. Ze wonen in een huis met ‘n woonkamer, twee slaapkamers en een keuken. We hebben lang gepraat over het leven in SP. Wat me diep raakte: de trots en de hoop, de ambitie om er iets van te maken.

Fabiano werkt in een kledingzaak, Junior doet stanswerk in een metaalbedrijf, Josefa heeft even geen werk en moeder helpt ergens in de huishouding. Alle drie de kinderen willen studeren. Maar dat gaat zo maar niet. De private universiteiten zijn veel te duur en voor de publieke universiteiten moet je toelatingsexamen doen. Dat lijkt rechtvaardig maar is het niet. De aansluiting is slecht en je moet bijlessen nemen, wil je het examen kunnen halen. Maar dat is, je raad het al, weer voor heel veel mensen onbetaalbaar. De kinderen van Josefa blijven hopen…

Jolanda, ze geeft les op een private universiteit, zegt als we de wijk verlaten: ‘Ik vind dat het systeem moet veranderen. Waarom is het Braziliaanse voetbalelftal zo goed? Omdat er héél veel voetballers zijn. We moeten zorgen dat veel meer kinderen kunnen doorleren, dat we ambities niet frustreren maar juist stimuleren. Zo worden we als land beter. We moeten allemaal gaan voetballen…’

Cacao

1 kg cacao levert 1 dollar op voor Brazilië.
1 kg chocolade levert 30 dollar op voor Nederland.

Zie hier – in ‘n notedop – de kern van het probleem.

Op mijn reis door Brazilië heb ik me ook verdiept in de wereld van de cacao. Daarbij is Everaldo Anunciacao erg behulpzaam geweest. Hij werkt bij een overheidsbureau dat zich bezighoudt met het ontwikkelen van ‘n optimale teelt van cacao.

De cacaostruik moet – voor een goede oogst – in de schaduw staan. Daarom is de cacaoteelt uitstekend geschikt voor een duurzame exploitatie van het regenwoud. Op de foto: een proefveld in de buurt van Salvador.

Voor wie het nog niet wist. Cacao groeit in de vorm van een kleine bal zoals die bij rugby gebruikt wordt. Daarbinnen zitten de cacaobonen, overigens in een wat stroperige witte, lekkere melk. De bonen worden gedroogd en geselecteerd, en daarna verkocht…

Als ze er in Brazilië zelf chocoladeproducten van zouden maken – waarmee ze veel meer zouden verdienen, zouden ze te maken krijgen met hogere invoerrechten van het rijke Westen.

(Voor Brazilië en ander landen die cacao exporteren, dreigt iets nóg veel ergers. Omdat de exporterende landen voorzichtig eisen beginnen te stellen, is men bezig om alternatieve grondstoffen te ontwikkelen…)

Kinderen en de toekomst

Zoals overal elders, betalen ook in Brazilië de kinderen een hoge prijs voor slecht beleid en armoede. Er zijn veel mensen die – naast de inspanningen van de regering – er wat aan proberen te doen. Ik noem twee voorbeelden.

Deze foto’ s zijn van het AXE-project in Salvador. Gebaseerd op de ideeën van de pedagoog Paolo Freire probeert men kinderen na schooltijd dagelijks door middel van muziek, dans en beeldende kunst met elkaar in contact te brengen, te leren praten met elkaar en zelfvertrouwen op te bouwen. Ze proberen kinderen ‘to learn to wish, to dream and to desire’. Men spreekt van de ‘pedagogiek van de wens’. Spel is het didactische middel dat ingezet wordt. Men gelooft alleen in een ‘zachte aanpak’ voor deze kinderen. Het project bestaat al vanaf 1990 en is onderscheiden door de VN vanwege de behaalde resultaten.

De onderste foto is van ‘de baas’ van het initiatief. De andere van het team en van de kinderen die bij de afsluiting van een trimester aan elkaar laten zien wat ze geleerd hebben. Tot groot enthousiasme van de andere kinderen en de meegenomen ouders.

De wetenschap dat kinderen per definitie onschuldig zijn. De wetenschap dat met name de ongelijke verdeling van eerlijke kansen onder kinderen onverdraaglijk is. De constatering dat er mensen zijn die zich vol overgave inzetten om daar wat aan te doen. Dat alles maakt dat ik moeite heb mijn emoties de baas te blijven.

Ik ben er (steeds meer) van overtuigd dat dit soort hulp van-mens-tot-mens de meest effectieve vorm van solidariteit is. Verder moet de regering Lula natuurlijk álles doen om deze kinderen te voeden en te onderwijzen.

Een ander mooi project kwam ik tegen in Ouro Preto.

Onder het neoliberale bewind in de pre-Lula-periode is de gezondheidszorg in Brazilië erg achteruit gegaan. Alivísio Fortes (rechts op de foto) probeert daar wat aan te doen. Hij is tandarts én activist. Alle kinderen in Brazilië hechten erg veel waarde aan hun gebit. Je ziet heel veel mensen (jong én oud) lopen met slotjes op hun tanden.

Nu is tandzorg en -behandeling voor veel kinderen natuurlijk niet te betalen. Wel, Alvísio zorgt ervoor dat die kinderen de tandzorg krijgen die ze willen en verdienen. Kinderen krijgen de zorg gratis, inclusief alle noodzakelijke behandelingen. Op twee voorwaarden: Ze moeten drie maal per jaar op controle komen én ze moeten hun ouders meebrengen. Het project heet ‘ Project Glimlach’.

Die drie ontmoetingen per jaar worden naast voor de tandzorg ook gebruikt om met de ouders te spreken waar de kinderen bij zijn. Die ontmoetingen stellen de mensen van Alvísio in staat om te kijken hoe het met de gezinnen gaat en wat er eventueel aanvullend moet en kan gebeuren.

Het project staat open voor 5.000 kinderen maar krijgt geen Reaal subsidie. Men is dus aangewezen op mensen met geld die bereid zijn het project te steunen. Maar daar zal het niet bij blijven. Samen met een ondernemer (naast Alvísio op de foto) gaan ze nu een fabriekje beginnen waar zeep gemaakt gaat worden… Zeep met als naam ‘Smile’, de opbrengst gaat naar het project.

Ouro Preto

Een aantal dagen verbleven we in en in de buurt van Ouro Preto, een heel mooie, beroemde, oude stad met zo’n 70.000 inwoners.

Alle toegangswegen naar de stad zijn opgeknapt net als de rest van de stad. Men is in afwachting van hoog bezoek. Hier zullen de presidenten en regeringsleiders van Zuid-Amerika gaan besluiten verder samen te gaan werken. De twaalf landen willen een vuist gaan maken en daarbij zoeken ze ook de samenwerking met Afrika!

We spreken hier met vijf leden van PMDB. Ze lopen over van bewondering voor Lula en zijn politiek. Toch heeft de PMDB landelijk besloten uit de regering te stappen. Volgens de deelnemers aan het gesprek om daarmee de uitgangspositie voor de volgende verkiezingen te verbeteren.

Ik vraag de PMDB ’ers wat ze zo waarderen in de politiek van Lula:
Hun antwoorden op een rij:

  1. Hij heeft het IMF de wacht aangezegd en gezorgd voor financiële rust. De inflatie is beteugeld.
  2. Hij heeft gezorgd voor economische groei en dus meer banen.
  3. Hij geniet breed vertrouwen onder de bevolking en heeft daarmee het geloof in de politiek teruggebracht.
  4. Hij heeft het vertrouwen gewonnen van het nationale bedrijfsleven dat hij ook stimuleert.
  5. Hij is een echte democraat.
  6. Hij heeft op tijd begrepen dat ie nu ook meer moet gaan doen aan ‘de sociale zaken’ in ons eigen land.
  7. Ik waardeer vooral de persoon van Lula. Hij heeft niet gestudeerd, hij komt niet uit een rijke familie en heeft dus de steun onder de bevolking niet kunnen kopen.
  8. Hij is niet té radicaal. Hij weet zijn idealen te behouden, daarvoor onvermoeibaar te blijven strijden, zonder te vervallen in retoriek zonder resultaten. Hij is ook een realist.

Het plaatselijke museum

Wie zijn, volgens jullie, de tegenstanders van Lula?
Van wie heeft hij te vrezen?

  1. De rijke familie’s en de grootgrondbezitters.
  2. Het internationale bedrijfsleven.
  3. Het (internationale) financierskapitaal.
  4. De PSDB , de sociaal-democratische partij. (De leverancier van de vorige president, Cardoso (1995 – 2002), en nu in de oppositie)

Het regende vrijwel de hele tijd... ook 's avonds

Salvador, en ‘Brazilië is van ons allemaal’

Hier was eens een slavenmarkt...

Salvador is een grote stad aan de Noord-Oostkant van Brazilië.

De stad – met 2,5 miljoen inwoners – heeft een Afro-Braziliaans karakter.

We spreken met de lokale verantwoordelijken van de PT.

Ook bezoeken we het AXE-project. In één woord: Geweldig!

Peter Runhaar, mijn reisgenoot, zegt:
‘Hier in Brazilië is de verbeelding aan de macht’, en ‘Deze PT’ers zijn niet alleen líd van de PT: Ze vieren de PT!’

Veel kerken in Salvador...

‘Kasjasja’ is de lokale jenever. ‘Laat ‘m naar beneden dalen en niet naar boven stijgen…’ (Jozias tijdens de maaltijd).

Op veel plaatsen zie ik langs de weg op billboards de slogan van de regering:
‘Brazilië is van ons allemaal!’

Op 20 december 2004 heeft mijn reisgenoot Peter Runhaar leden van de Tweede-Kamerfractie en het Partijbestuur bijgepraat over onze bevindingen in het grootste Zuid-Amerikaanse land.

De belangstelling van de aanwezigen was groot. Is de PT (de partij van Lula) echt een nieuwe partij met een aanpak die toekomst heeft? Kan Lula zijn beloften wel waar maken? Kunnen we hier nog wat ‘m leren? Oh ja, en ook, hoe was het om twaalf dagen met ‘Deputado Jan’ op stap te zijn?

Vragen te over: Peter gaf antwoord.

Op 29 december 2004 schreef Peter op mijn weblog naar aanleiding van onze reis naar Brazilië de volgende column:

De gepassioneerde pragmaticus

Tien dagen reisde ik met Jan Marijnissen door Brazilië. Een van onze doelstellingen was om van dichtbij te ervaren hoe de regering van presidente Lula het doet. Welnu, die regering doet “het” met een opmerkelijke mix van pragmatisme en bevlogenheid. Aan de ene kant kiest Lula de Pragmaticus structureel voor een beleid dat langetermijnhervormingen moet mogelijk maken, en niet voor een jacht op snelle, vluchtige successen. Vooral naar zijn eigen achterban stelt hij zich kwetsbaar op: hij sluit deals met “de vijand”, neemt impopulaire maatregelen en vraagt om geduld. Realiteitszin wint het consequent van naïef idealisme. Het boeiende van Lula’s regeringsteam zit ’m in het gegeven dat die pragmatische houding samengaat met een gepassioneerd streven om van alles en nog wat in beweging te brengen. Klinkt dat tegenstrijdig? Toch gebeurt ’t. Of het nu gaat om het structureel integreren van de factor duurzaamheid in beleid of om het elan waarmee Lula zelf zich in het internationale spectrum als aanjager van verandering van de mondiale politieke en economische verhoudingen opstelt; de verbeelding lijkt aan de macht.

Talloze concrete observaties zou ik graag in deze column meenemen, maar daarvoor ontbreekt de ruimte. Ik noem er slechts twee. Eén: Het enthousiasme waarmee veel PT’ers over “onze Lula” praten is aanstekelijk. “Ze vieren hier hun partij” zeiden Jan en ik tegen elkaar na een etentje met een delegatie uit Bahia. Twee: “ Pas er wel voor op dat je in het buitenland van Lula niet het zoveelste troetelbeertje van de Derde Wereld maakt, zoals eerder met de Sandinisten en het ANC is gebeurd”, waarschuwde minister Luiz Dulci. Hij heeft groot gelijk. Persoonlijk zie ik Lula dingen doen die mij minder aanspreken, en lijkt me een soort heiligverklaring de slechtste dienst die je de man kunt bewijzen. Dat gezegd hebbende, ben ik tijdens de reis met Jan onder de indruk geraakt van het lef en de dynamiek van Lula’s regering.

Laat ik, tot slot, nog even proberen de nieuwsgierigheid te temperen van diegenen die zich afvroegen hoe ’t nu is om tien dagen (hotel in, hotel uit) met “Deputado Jan” op stap te zijn:
Na gedane arbeid waren de avonden soms gereserveerd voor etentjes met interessante Brazilianen; vaker nog sloten we de dag af met z’n tweeën. Er was iedere dag genoeg gepasseerd voor een heleboel reflectie en aan onze gesprekken – vrijwel altijd onder de zwoele Braziliaanse avondhemel – heb ik meer dan goede herinneringen. Reizen met Jan kan ik, kortom, een ieder aanbevelen. En, eerlijk is eerlijk, na terugkomst heb ik Jan opgebiecht dat het risico dat ik nu toch eens op ’m zou gaan stemmen na onze reis groter was dan daarvoor.

Terug naar Reizen