Wie is hier ziek?

Het waren twee neven, allebei doofstom. Tijdens de schaft ‘spraken’ ze met elkaar via oerwoud-geluiden en heftige gebaren. Ze waren de vriend van iedereen op de werkvloer, en je moest het niet wagen te spotten met hun handicap. De een was draaier en de ander schuurder. De laatste was mijn naaste kollega, ik deed hetzelfde werk. Het was mijn eerste baantje in de metaal.

Al misten ze hun spraakvermogen, ze waren beiden allerminst sprakeloos. Bazen die probeerden hen iets aan te praten werd op niet mis te verstane wijze duidelijk gemaakt dat ze ernaast zaten. Misbruik viel van dit zelfbewuste tweetal niet te maken. Ik weet nog dat me toen drie dingen opvielen: ten eerste dat het prima vaklui waren, ten tweede dat ze veel respekt genoten bij hun kollega’s en ten derde dat het leek of hun gebrek voor hen geen handicap was.

Ieder mens heeft beperkingen; voor een deel te overwinnen, en voor een ander deel onveranderbaar. De kunst is dat onderscheid te maken. Mensen die dat lukt zijn in staat om te funktioneren, in eigen kring èn in de samenleving. Iedereen kan op enigerlei wijze een bijdrage leveren aan de maatschappij. En dat is goed voor de persoon, maar ook goed voor de samenleving.

Toen in 1967 de WAO werd ingevoerd verwachtte men dat er maximaal 150.000 mensen in terecht zouden kunnen komen. In 1989 waren het er echter al 784.000. Nu zijn het er ruim 900.000. Naast de bijna 400.000 werklozen (volgens Lubberiaanse telling) hebben we dus nog eens ruim 900.000 mensen die gedwongen thuis zitten.

In Nederland is vanaf het begin van de snelle groei van de werkloosheid (begin jaren tachtig) steeds alleen gelet op het aantal geregistreerde werklozen en niet op het aantal WAO’ers. Dat had een politieke oorzaak. De achtereenvolgende kabinetten hadden er belang bij de resultaten van hun handelen zo positief mogelijk voor te stellen en daarin pasten geen groeiende aantallen werklozen. Dus werd er oogluikend toegestaan dat de WAO, naast de WW (nu NWW) werd gebruikt als een tweede vergaarbak voor werklozen.

Geen land in Europa heeft zoveel mensen die ziek thuis zitten als Nederland. Hoe komt dat? In ons land is er altijd weinig aandacht geweest voor de arbeidsomstandigheden; alleen de produktiecijfers tellen. Veel mensen hebben moeten afhaken omdat ze het tempo niet meer konden volgen, of omdat ze letterlijk ziek werden van het werk. De meest voor de hand liggende reaktie zou zijn iets te doen aan de arbeid en de arbeidsomstandigheden. Immers, wij leven niet om te werken, maar werken om te leven. De regering en het bedrijfsleven dachten hier echter anders over. Op een moment dat er werklozen aan de poort staan is het voor bedrijven ekonomisch niet interessant veel te investeren in veilig en gezond werk.

Het kabinet heeft besloten de WAO feitelijk af te schaffen. Er moet en er zal bezuinigd worden op de WAO. Als er niet minder WAO’ers komen, dan zal er verder gesnoeid worden op de hoogte van de uitkeringen.

De minister-president van dit land zei ’n poosje geleden: ‘Nederland is ziek.’ Inderdaad. En als we het niet waren, dan werden we het wel van dit botte-bijl-beleid dat niet de oorzaken van de problemen aanpakt, maar wel de slachtoffers straft.