1.5 Stratego voor gevorderden

‘Dat mensen niet zo veel leren van de lessen uit de geschiedenis is de belangrijkste les die de geschiedenis kan leren.’
Aldous Huxley

Elke ramp, elke crisis en elke oorlog creëert zijn eigen bekende Nederlanders. Om orde te scheppen in de chaos aan informatie (of gewoon om op een goedkope manier zendtijd te vullen) trommelen actualiteitenprogramma’s en nieuwsrubrieken deskundigen op die de per satelliet overgestraalde beelden van modderstromen, plunderingen of opstijgende bommenwerpers van commentaar voorzien. Het waren Van Kooten en De Bie (wie anders) die deze instant-mediaberoemdheden voorzagen van een pakkende bijnaam: de doctor Klavans van deze wereld.

Rob de Wijk, voormalig top-ambtenaar op het ministerie van Defensie en tegenwoordig verbonden aan het gezaghebbende Clingendael Instituut, is zo’n doctor Klavan. Tijdens de Kosovo-oorlog was hij avond aan avond te gast bij Nova om zijn licht te laten schijnen op de gebeurtenissen van die dag en om voorspellingen te doen over wat er verder zou gebeuren. Maar De Wijk heeft iets dat veel van zijn collega’s missen: een onomstreden deskundigheid gekoppeld aan volstrekte onafhankelijkheid in denken en spreken. Waar het oproepen van andere deskundigen nogal eens als een redactioneel zwaktebod moet worden gezien, daar voegen de televisie-optredens van De Wijk vrijwel altijd iets wezenlijks toe aan het begrip en de oordeelsvorming van de kijker. Dat Rob de Wijk in dit boek een rol moest gaan spelen, stond voor ons dan ook van het begin af aan vast. Dat hij zich als een van de weinige prominenten die tijdens de oorlog aan het woord kwamen ook voortdurend kritisch opstelde tegenover de NAVO, maakte hem voor ons natuurlijk dubbel interessant. Maar het zegt veel, zo niet alles over De Wijks onafhankelijkheid dat hij ook de andere strijdende partijen in het conflict nimmer spaarde. Het leverde hem de ‘warme’ belangstelling van zekere Servische elementen in de Nederlandse samenleving op.

De Wijk: ‘Ik heb ten tijde van de oorlog nogal wat dreigementen aan mijn eigen adres gehad. Daar zijn toen ook maatregelen tegen genomen.’

Van wie kwamen die dreigementen?
De Wijk: ‘Van Servische zijde. Iedereen die zich in het openbaar uitliet over die oorlog is op de een of andere manier wel bedreigd geweest. Bij mij waren het rare faxen, rare telefoontjes, rare mensen in de straat. Dat gebeurde gewoon. Alle hotemetoten in Nederland reden op dat moment rond in gepantserde auto’s, en dat was niet onterecht.’

Misschien moeten we maar met de meest voor de hand liggende vraag beginnen: waarom is er in de Kosovo-crisis besloten om grootschalig militair in te grijpen? Hoe heeft het zo ver kunnen komen?
De Wijk: ‘De aanleiding is denk ik volstrekt helder. Er zaten op een gegeven ogenblik 100 duizend Kosovo-Albanezen in het buitenland en nog eens enkele tienduizenden in de bergen in Kosovo zelf. Als de gruweldaden tegen de Albanezen niet hadden plaatsgevonden, was er überhaupt nooit een actie tegen Milosevic geweest, zoals we ook niet ten strijde trekken tegen België. Maar de vraag is natuurlijk: moet je bij een dergelijke aanleiding ook daadwerkelijk ingrijpen? Of anders gezegd, wat bepaalt uiteindelijk of je wel of niet ingrijpt? In dit geval luidt het antwoord op die dat er zo’n vijfentwintig laatste en allerlaatste waarschuwingen van het Westen aan Milosevic zijn geweest, en dat men zich daardoor op een gegeven moment gedwongen voelde om de daad bij het woord voegen. Dat is denk ik de werkelijke reden geweest waarom er uiteindelijk is ingegrepen: de geloofwaardigheid van de NAVO stond op het spel.

Van beide zijden heeft men zich in de tegenpartij vergist. Milosevic heeft gedacht: die lui blijven maar waarschuwen en ondertussen kan ik gewoon doorgaan. En de Westerse leiders dachten: als wij dreigen met geweld, trekt hij wel bij. Die misrekening is gevoed door allerlei mythes die zijn voortgekomen uit de Golfoorlog en het optreden van UNPROFOR in Bosnië in de eerste helft van de jaren negentig. De Golfoorlog, omdat toen het idee is ontstaan dat je met behulp van de luchtmacht een potentaat tot de orde kunt roepen. En Bosnië omdat in 1995, bij de beëindiging van het beleg van Sarajevo, het beeld is ontstaan dat de Serviërs onder druk van NAVO-luchtaanvallen aan de onderhandelingstafel zijn gekomen, wat uiteindelijk leidde tot het akkoord van Dayton. En dat beeld is absoluut onjuist, maar wel populair.’

Laten we later op die mythes terugkomen en eerst even teruggaan naar oktober 1998. Het Joegoslavische leger had zich toen, onder druk van het Westen, vrijwel helemaal teruggetrokken uit Kosovo. Vervolgens laaide het geweld op van de kant van het UCK, het Kosovo Bevrijdingsleger. Onze eigen minister Van Aartsen gaf toen zelf toe dat het Westen daardoor met een enorm dilemma zat. Men kon het de Serviërs immers niet kwalijk nemen dat zij hun troepen weer wilden laten terugkeren om op te treden tegen het terrorisme.

De Wijk: ‘Daar hebben jullie helemaal gelijk in, dat is natuurlijk ook zo. Je moet dus eigenlijk nog verder teruggaan, tot 1989: het jaar waarin de autonomie van Kosovo goeddeels werd opgeschort. Dat is een vrij complexe geschiedenis, maar feit is dat die opschorting voor de Albanezen absoluut onaanvaardbaar was. In de jaren die daarop volgden, had de gematigde en geweldloze Kosovaarse leider Rugova lange tijd de overhand, waardoor een redelijke oplossing nog mogelijk leek. Maar vervolgens ontstaat er een omslag in het denken over geweld, als gevolg van het geweld dat in Bosnië door de Kroaten en de Moslims werd toegepast tegen de Serviërs – en dat al dan niet openlijk werd gesteund door het Westen. Een aantal mensen in Kosovo heeft toen gedacht: als je geweld toepast, kun je kennelijk een buitenlandse interventie afdwingen. Dat heeft Rugova’s positie verzwakt, en die van de hardliners versterkt. Men zag aan Bosnië dat geweld loonde, en dat heeft er rechtstreeks toe geleid dat het UCK zich steeds nadrukkelijker is gaan manifesteren. Vervolgens kon Milosevic natuurlijk niets anders doen dan het UCK tot de orde roepen. Wat weer leidde tot een rechtstreekse confrontatie tussen het UCK en de Servische troepen.

De vraag is dus voortdurend en nu opnieuw: zijn die vluchtelingenstromen binnen en buiten Kosovo nu het resultaat geweest van een botsing tussen het UCK en de Servische troepen, of waren zij het gevolg van etnische zuivering? Trek maar eens de parallel met Tsjetsjenië of Oost-Timor. In Tsjetsjenië vertrekt de bevolking: is dat een etnische zuivering? Nee, natuurlijk niet, dat is het resultaat van een botsing tussen de rebellen en het Russische leger. Oost-Timor, idem dito. En het probleem van een guerrillaoorlog is dat de rebellen, guerrillero’s, vrijheidsstrijders, of hoe je ze ook wilt noemen, opgaan in de bevolking. Dat is het wezen van een guerrillastrijd. Dus als je een guerrillabeweging kapot wilt maken, moet je hun basis kapot maken, en dat is het volk waartussen zij bivakkeren. Ik heb vaak het gevoel gehad dat er in Kosovo gewoon een ordinaire contra-guerrilla aan de gang was, waar het volk het slachtoffer van werd.’

Maar hoe denkt u dan over de operatie-Hoefijzer – dat vermeende plan van de Serviërs om de Albanezen systematisch uit Kosovo te verjagen?
De Wijk: ‘Ik moet nog zien wat de echte harde bewijzen zijn voor die operatie. Ik heb er bij verschillende mensen navraag naar gedaan, maar dan wordt er gezegd dat het geheime stukken zijn. En zo is het bij dit conflict steeds gegaan: de feiten onderstrepen niet wat er wordt gezegd. Was er sprake van dreigende genocide? De bewijzen zijn nooit geleverd. En wat is er nog over van de vele successen die tijdens de luchtcampagne door de NAVO werden gemeld? Niet zo veel meer. Die tegenstelling tussen beeld en werkelijkheid loopt als een rode draad door dit conflict heen.’

Zat er behalve de geloofwaardigheid van de NAVO en het lot van de vluchtelingen niet ook nog een ander doel achter de actie, bijvoorbeeld het van de troon stoten van Milosevic?
De Wijk: ‘Nee, dat denk ik niet. Je kunt dan een parallel trekken met de Golfoorlog: daar is ook nooit het doel geweest om Saddam Hoessein uit het zadel te wippen, al is die suggestie door alle retoriek over Saddam als nieuwe Hitler wel blijven hangen bij een deel van het publiek. Maar je kunt met militair geweld geen dictator verdrijven. Het was in de Kosovo-oorlog dus ook niet de bedoeling om Milosevic uit de weg te ruimen, maar om hem op de knieën te dwingen.’

Maar inmiddels wil men wel degelijk van Milosevic af.
De Wijk: ‘Jawel, maar het bijzondere van dit hele conflict was dat men niet voor ogen had hoe de bombardementen pasten in een totale oplossing van het probleem. Men denkt nu dat het probleem zal zijn opgelost als Milosevic weg is, wat ik ten zeerste betwijfel, maar de bombardementen waren niet bedoeld om dat te bewerkstelligen. Sterker nog: men heeft altijd gedacht dat het bij dreigen zou kunnen blijven en dat men niet tot de daadwerkelijke uitoefening van geweld zou hoeven over te gaan. En dan kom ik weer terug op die mythes die een rol hebben gespeeld. De mensen die ik heb gesproken waren er allemaal heilig van overtuigd dat Milosevic naar de onderhandelingstafel in Dayton was gebombardeerd.’

En dat is volgens u onjuist?
De Wijk: ‘Ja. De werkelijke reden voor de Serviërs om te onderhandelen was dat de krachtsverhoudingen in Bosnië totaal waren veranderd. En dat stond los van de bombardementen. De Kroaten waren in het offensief, de moslims waren gehergroepeerd en waren sterker geworden, en de Serviërs hadden eigenlijk geen keus meer: ze konden geen militaire overwinning meer boeken. Er was een patstelling ontstaan. Maar die lezing van de feiten komt de militaire strategen van de NAVO niet uit. Als je zo sterk bent als de NAVO kun je alleen maar winnen. De Amerikanen willen dan ook liefst zo min mogelijk diplomatie bedrijven, om de doodeenvoudige reden dat diplomatie iets is voor de zwakkeren. Dat zijn mensen die denken in termen van macht en kracht. Daar past geen capitulatie, geen patstelling geen diplomatieke oplossing bij. Dat is een andere manier van denken.’

Dus wat zij Milosevic zo kwalijk nemen, dat hij een typische machtsdenker is, dat geldt eigenlijk ook voor henzelf?
De Wijk: ‘Ja, natuurlijk.’

En hoe passen de onderhandelingen van Rambouillet daar in?
De Wijk: ‘Naar mijn stellige overtuiging kwam Rambouillet te vroeg. De strijdende partijen hadden allebei nog een militaire optie. Milosevic had nog het gevoel dat hij het UCK kon verslaan, en het UCK dacht het de Serviërs nog kon verdrijven. Er was op dat moment nog geen patstelling ontstaan. Dit is klassiek, hoor. Een vrede ontstaat op één van twee mogelijke manieren: of de ene partij boekt een overwinning – meestal ontstaat dan de meest stabiele vrede, of er ontstaat een patstelling waarna langs diplomatieke weg een oplossing wordt gevonden. Dat is gebeurd met Dayton. Maar Rambouillet kwam gewoon te vroeg.’

Zou het alternatief dan geweest zijn om nog langer te wachten?
De Wijk: ‘Als de NAVO-lidstaten hadden willen voorkomen dat ze in een situatie terechtkwamen waarin men zich gedwongen voelde om in te grijpen, dan hadden ze moeten onderkennen dat ze een probleem hadden waar ze niet uitkwamen. En dat probleem hadden ze vervolgens bij de Veiligheidsraad moeten neerleggen, die is daar tenslotte voor. Dat was de ontsnappingsclausule geweest.’

Maar dat zou te veel gezichtsverlies zijn geweest?
De Wijk: ‘Niet eens voor de buitenwereld, want ik denk dat het feitelijk helemaal geen gezichtsverlies was, maar voor de NAVO zelf. Daar zou men het zo hebben ervaren. Kijk, wij hebben niet in Rambouillet aan tafel gezeten, maar wat ook mij is opgevallen is dat er in feite partij is gekozen voor het UCK. De Albanezen waren zielig en streden voor een rechtvaardige zaak en het kwam buitengewoon goed uit dat het UCK tekende en de Serviërs niet. Ik weet nog dat er een grote vrees was dat beide partijen niet zouden tekenen en dan was er echt een probleem geweest, want dan had er niet kunnen worden ingegrepen. Dan had Milosevic een vrijbrief gehad om door te gaan, en zou er geen mogelijkheid meer zijn geweest om daar tegen op te treden. Dan zou de geloofwaardigheid van de NAVO helemaal te grabbel hebben gelegen.’

Zegt u dan niet in feite dat het doel van Rambouillet was om legitimatie te krijgen voor ingrijpen?
De Wijk: ‘Ja, maar dat werd het pas tijdens de onderhandelingen. Ik ben er absoluut van overtuigd dat de NAVO aanvankelijk niet wilde ingrijpen. Dat weet ik 100 procent zeker. Ik heb daar met zo veel mensen over gesproken. De politieke consequenties zijn gigantisch, je weet niet waarin je verzeild raakt, je weet niet waar je uitkomt. Dat is ook het paradoxale. Wanneer ik in Rusland kom, of waar dan ook, en ik probeer uit te leggen dat de NAVO deze oorlog helemaal niet heeft gewild, dan gelooft men mij niet. En dat is niet zo gek, want de NAVO heeft natuurlijk alle schijn tegen.’

Zo luidt één redenering dat de NAVO voor haar vijftigste verjaardag nog graag even iets concreets gedaan wilde hebben.
De Wijk: ‘En dat geloof ik dus absoluut niet. Men wilde deze oorlog werkelijk niet. Men heeft gewoon altijd gedacht dat Milosevic wel overstag zou gaan. Met name Europa wilde in Rambouillet scoren. Vergeet niet dat Blair en Chirac daar echt probeerden duidelijk te maken dat Europa wel degelijk wat zelf kan. De Amerikanen mochten er aanvankelijk ook helemaal niet bij zitten. Maar de tactische fout was dat die onderhandelingen te vroeg kwamen. Er was bij de strijdende partijen geen echte bereidheid om eruit te komen, omdat ze nog militaire opties hadden. Dus op een gegeven moment werd duidelijk dat de Europeanen het niet redden, en op dat moment hebben de Amerikanen het overgenomen. En vervolgens besluit men, omwille van de eigen geloofwaardigheid, alsnog tot militair ingrijpen. Zo is het naar mijn mening gegaan.’

Mogen wij toch nog even drie hypotheses op tafel leggen waarom de NAVO deze oorlog juist wel zou hebben gewild? 1: Uitbreiding van de Westerse invloedssfeer. 2: Een feitelijk bestaande basis aanleveren voor het nieuwe strategisch concept, een soort rechtvaardiging daarvan vooraf. En 3: Belangengroepen in de VS tevreden stellen.

De Wijk: ‘Maar de Amerikanen wilden juist niet!’

Maar Albright heeft het wel gedaan.
De Wijk: ‘Ja, maar Clinton wilde absoluut niet. Hij wilde ook geen grondoorlog, om maar wat te noemen. De Amerikanen hebben altijd grote problemen met ingrijpen in landen waar hun eigen belangen niet in het geding zijn. Het Amerikaanse congres was ook mordicus tegen. De president heeft niet eens het lef gehad om de war powers act te activeren, waarmee hij bepaalde bevoegdheden had kunnen krijgen voor het uitvoeren van de operatie. Maar dat heeft hij dus niet gedaan.En wat betreft die bewuste invulling van het strategisch concept, daar geloof ik ook niet in. Omdat de NAVO zo niet functioneert. De NAVO vindt niets, want de NAVO is niets. Het is een club van negentien soevereine landen met allemaal hun eigen idee.’

En de hypothese van de invloedssfeer? De NAVO heeft nu wel een poot aan de grond in dat deel van Europa.
De Wijk: ‘Moet je kijken wat voor poot, een zwerende poot. Nee, wij in democratieën kunnen bijna niet besluiten om tot oorlog te komen, maar we raken wel ergens bij betrokken. Je krijgt hier in de Tweede Kamer toch ook niet de handen op elkaar om te gaan interveniëren?’

Nou, ten tijde van Srebrenica kreeg Van Traa wel een meerderheid mee, terwijl in het buitenland niemand daar naartoe wilde. We hadden toen net die luchtmobiele brigade en Van Traa zei: als we die nou eenmaal hebben, moeten we die ook inzetten.
De Wijk: ‘Ja, dat is waar. Dat zijn van die domme overwegingen… Maar dat wil nog niet zeggen dat je dat ook met negentien landen voor elkaar krijgt. Want Srebrenica was onze beslissing en werd dan ook ons probleem. Bij Kosovo moest de hele NAVO mee.’

Maar speelde ook niet mee dat er meer in zijn algemeenheid een sfeer van zelfverwijt rond de hele Joegoslavië-crisis was ontstaan – het gevoel dat we meer zouden moeten doen, of eerder, om zo een eind aan het geweld te maken?
De Wijk: ‘Jawel, en dat zelfverwijt is in zoverre terecht dat we het ook verkeerd doen. Maar je kunt niet zeggen dat we eerder zouden moeten optreden, want je treedt nu eenmaal niet eerder op. Dat is het grote probleem. Wat zou het tijdstip moeten zijn waarop je iets eerder moet doen? Misschien wat Max van der Stoel doet: een soort preventieve diplomatie in het kader van de OVSE, om te zorgen dat een geschil niet ontaardt in een gewapend conflict. Dat is natuurlijk prima. Maar als er eenmaal sprake is van een gewapend conflict in een gebied, is het eigenlijk al te laat. Het Westen verstaat de kunst om precies op het verkeerde moment in te grijpen in een gewapend conflict. Want óf je doet het preventief, óf je doet het op een moment dat de gevechten over hun hoogtepunt heen zijn en je tegen een patstelling aanzit. Maar op het moment dat je midden in een escalatie zit, moet je niet ingrijpen.’

Maar dan zit je met de publieke opinie. Want juist als het escaleert ontstaat de roep om iets te doen.
De Wijk: ‘Ja, dat klopt. Het is een treurige vaststelling: door de escalatie van het geweld vindt het publiek dat er iets moet gebeuren, daardoor ontstaat er politiek draagvlak voor ingrijpen, maar het tijdstip waarop dat ontstaat is volkomen ongeschikt om daadwerkelijk in te grijpen. En het ergste is dat dat scenario zich keer op keer herhaalt.’

Dus u bent het eens met minister Van Aartsen die zegt dat de snelheid van het nieuws en de impact van televisiebeelden ervoor zorgen dat de bevolking gaat roepen om ingrijpen. Dat beïnvloedt de politici die vervolgens geen tijd meer hebben voor reflectie en voor het nadenken over doelen op de lange en middellange termijn.
De Wijk: ‘Ja maar wacht even: met het eerste deel, dat de nieuwsbeelden leiden tot een roep om ingrijpen, ben ik het wel eens. Maar dat de politici vervolgens wel gedwongen zouden zijn om in te grijpen, daar ben ik het dus niet mee eens. Het probleem is dat veel politici zelf geen concept hebben over hoe ze met dit soort crises moeten omgaan. Als je een concept hebt en een goed verhaal, dan kun je een heel eind komen, hoor. Maar als je geen verhaal hebt, dan word je gedreven door de waan van de dag.’

En hoe komt het dat zo weinig politici dat verhaal hebben?
De Wijk: ‘Omdat er heel weinig mensen zijn, ook in de politiek, die bereid zijn serieus na te denken over de vraag hoe je met militaire macht en met gewapende conflicten omgaat.’

Dat is me nogal een vaststelling. U zegt in feite dat politici, de Tweede Kamer, de NAVO-top, dat die allemaal onvoldoende hebben nagedacht over wat die militaire processen nu eigenlijk behelzen…
De Wijk: ‘Inderdaad, zelfs de militairen. Die hebben er wel wat meer over nagedacht, maar hun perceptie is nog heel sterk gericht op het Oost-Westconflict. De laatste veertig jaar zijn wij lui geworden. We hebben alleen gedacht in termen van afschrikkingsevenwicht. We wisten precies wat we moesten doen als de grote boze vijand het arbeidersparadijs tot aan de Noordzee zou willen uitbreiden. Het was een wetenschappelijke, bijna mathematische benadering van oorlogvoeren. Maar de problemen waar we ons nu mee geconfronteerd zien, zijn van een hele andere orde. Hier gaat het om conflictbeheersing in optima forma.’

Maar inmiddels hebben we toch enig ervaring opgedaan? We hebben Libanon gehad, Somalië, Rwanda, Bosnië. Is daar dan geen lering uit getrokken?
De Wijk: ‘Nee, helaas niet. Men heeft alleen vastgesteld dat er geen scherp onderscheid gemaakt kan worden tussen peace keeping en peace enforcing. Dat je een vredebewarende operatie met zware middelen moet uitvoeren, zodat je eventueel kunt overschakelen op vredesafdwinging. Maar hoe je dat precies moet doen, dat weet men niet – en al helemaal niet wanneer. Het probleem is ook dat er zo’n vijfenzeventig beperkte gewapende conflicten in de wereld zijn, die mogelijk kunnen escaleren tot een oorlog. Hoe moet je nou in godsnaam een keuze maken waar je je mee gaat bemoeien?’

We grijpen dus wel in op de Balkan en niet in Tsjetsjenië.
De Wijk: ‘Ja, omdat de Balkan dicht bij huis ligt en omringd is door NAVO-landen. Wanneer de zaak daar echt explodeert, kan dat ernstige gevolgen hebben voor NAVO-lidstaten als Griekenland en Turkije in beeld. Bovendien vluchtten veel Kosovaren naar Italië, en de Albanezen hebben in Italië nogal wat problemen veroorzaakt. Dus de stabiliteit van dat deel van Europa was in het geding. De NAVO heeft ook steeds gezegd dat men zich met Kosovo is gaan bemoeien omdat het conflict kon overspringen naar de buurlanden.’

Is dat dan niet legitiem?
De Wijk: ‘Ja, het is heel legitiem dat men heeft willen voorkomen dat het conflict zich verder uitbreidde. Maar het grote probleem is dat er tussen legitimiteit en legaliteit een verschil is: de militaire interventie was, behalve dat hij verkeerd getimed was en dus niet tot de gewenste gevolgen leidde, juridisch gezien ook nog eens illegaal.’

We zullen in een volgend hoofdstuk nog uitgebreid stilstaan bij de vraag hoe de Kosovo-oorlog zich verhoudt tot het internationale recht. Dat zullen we doen met een deskundige in het volkenrecht, prof. Paul de Waart. De specifieke deskundigheid van Rob de Wijk ligt veel meer op het terrein van de militaire macht, en dan vooral op het snijvlak van militaire en politieke macht. In zijn huidige functie van onafhankelijk adviseur reist hij de hele wereld af om lezingen te geven voor zowel top-militairen als politici over de vraag hoe militaire macht zich dient te verhouden tot de politiek, en andersom. De Wijk kent een groot aantal decision makers binnen de NAVO persoonlijk, en wisselt bovendien regelmatig van gedachten met politici die rechtstreeks verantwoordelijkheid dragen voor het inzetten van militaire middelen. Hij is één van de weinige mensen in Nederland die het functioneren van het bondgenootschap van binnenuit kent, en die er ook nog eens vrijelijk over kan en wil spreken.

Kunt u ons een inkijkje geven in de dagelijkse praktijk van de NAVO in oorlogstijd? Welke rol speelde Nederland bijvoorbeeld in het hele besluitvormingsproces binnen de NAVO?
De Wijk: ‘Nederland heeft in de NAVO weinig in de melk te brokkelen – laten we dat voorop stellen. Het is absoluut zo dat de vier grote landen, de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk en Duitsland, het tijdens de Kosovo-oorlog voor het zeggen hadden. En als puntje bij paaltje kwam hadden alleen de Amerikanen het voor het zeggen. Elke dag werd er een videoconferentie gehouden tussen opperbevelhebber Clark en zijn ondercommandanten met de verschillende hoofdkwartieren in Europa en Amerika. Dat begon om acht uur. Tot half negen was het US only en na half negen mochten de Europeanen aanschuiven. Dan waren de besluiten natuurlijk al genomen. En vervolgens was er in Vicenza, van waaruit de operatie werd geleid, ook elke dag een deel alleen voor de Amerikanen gereserveerd. Dan werden de Amerikaanse doelwitten bepaald, die werden bestookt door Amerikaanse vliegtuigen.’

En wat was het verschil tussen de Amerikaanse en de Europese strategie?
De Wijk: ‘Dat de Amerikanen een strategie hebben en de Europeanen niet. Zo eenvoudig is dat. ‘

En die Amerikaanse strategie luidt: ‘van grote hoogte bombarderen’?
De Wijk: ‘Onder andere. De Amerikaanse strategie is netjes op papier gezet ten behoeve van de Golfoorlog. Wat we in Kosovo zagen, het operatieplan 4601, is een kopie van Desert storm. De strategie is erop gebaseerd dat een land wordt gezien als een systeem, als een samenhangend organisch geheel. Wat je dus probeert, is om dat systeem te slopen. Dat doe je door een groot aantal elementen binnen dat systeem tegelijkertijd aan te pakken. Om geen last te hebben van eventueel luchtafweergeschut zet je daarvoor hoogvliegende bommenwerpers en kruisraketten in. Op die manier kun je tegelijkertijd de leiding bestoken, dat wil zeggen: niet Milosevic zelf, maar wel zijn ministeries en hoofdkwartieren, én de industrie, met name de oorlogsindustrie, én de infrastructuur en communicatieknooppunten, zodat troepen worden geïsoleerd. Dus je streeft naar de totale vernietiging van de machtsbasis, van het hele beheerssysteem. Dat hebben ze geprobeerd in Irak, waar het trouwens niet is gelukt, en dat hebben ze geprobeerd in Kosovo, waar het nog veel minder is gelukt. Maar dat is het doel.’

En waardoor is dat niet gelukt?
De Wijk: ‘Doordat die strategie is gebaseerd op een aantal veronderstellingen die niet kloppen. Bijvoorbeeld dat door dergelijke aanvallen het moreel van de bevolking zou worden gebroken, waarna het volk zich tegen zijn leiders zou keren. Het omgekeerde is het geval. Bovendien gaat men uit van een Westerse manier van oorlogsvoering, dat wil zeggen: van grote legereenheden, die vanuit een centraal punt worden gecommandeerd. In zo’n geval heb je lange logistieke aanvoerlijnen nodig en een feilloos functionerend communicatienetwerk. Die kunnen met behulp van de NAVO-strategie heel goed onklaar worden gemaakt. Alleen werd er in Kosovo helemaal niet op die manier oorlog gevoerd. Daar maakten de Serviërs gebruik van kleine paramilitaire eenheden, de Arkans van deze wereld.’

En die kunnen opereren zonder telefoon, zonder computers, desnoods zonder enige logistieke ondersteuning.
De Wijk: ‘Precies. Dus men voert een verkeerd soort oorlog.’

Dus u zegt: de Amerikanen hadden een duidelijke, maar foute strategie, en de Europeanen hadden helemaal geen strategie.
De Wijk: ‘Ja. Dat verklaart ook de ergernis van de Amerikanen over bijvoorbeeld het Franse getreuzel als er beslissing genomen moesten worden over te bombarderen doelen, zoals later naar buiten is gekomen.’

Nu we het hier toch over hebben: hoe verklaart u het feit dat alle landen, ook een land als Griekenland, waar negentig procent van de bevolking tegen het NAVO-optreden was, tot het eind toe hebben meegedaan?
De Wijk: ‘Dat komt doordat er vreselijk knap diplomatiek werk is verricht door de Amerikanen. Er is voortdurend, elke dag, telefonisch contact geweest. En de Grieken hebben niet meegedaan aan de operatie. De haven van Thessaloniki is ook niet gebruikt toen er op een gegeven moment 2000 mariniers verscheept moesten worden. Die mochten er niet door heen. En dat de Griekse regering zich verder meegaand heeft opgesteld, ja, daar zal achter de schermen best iets tegenover hebben gestaan. Een soepele opstelling bij kredietverlening, zoiets. Ik weet het niet precies, maar zo gaat dat meestal.’

Wat weet u van de betrokkenheid van de Nederlandse regering bij het hele proces?
De Wijk: ‘Volgens mij was daar geen sprake van.’
Zijn ze wel gebeld? Kok heeft daar wel eens iets over laten vallen.
De Wijk: ‘Ja, Kok is wel gebeld, maar de vraag is hoe dat dan gaat. De Nederlandse regering heeft geen aantoonbare invloed gehad op de het verloop van het proces. Wat in feite tamelijk merkwaardig is, omdat wij 5 procent van het totale aantal sorties hebben gevlogen en 8 procent van de gevechtssorties. Na de Fransen delen we met de Britten de derde plaats. We hebben militair gesproken een disproportionele inbreng gehad.’

Waarom is dat?
De Wijk: ‘Omdat wij met weinig middelen heel veel kunnen doen. Wij hebben veel minder vliegtuigen ingezet dan andere landen, maar we hebben er veel meer mee gedaan. Dat komt ondermeer door het swingroll-concept van de F-16′s, een concept waarbij ze meerdere taken tegelijk kunnen uitvoeren. In andere landen kunnen ze óf alleen bombardementsvluchten doen, óf alleen de luchtverdediging. Een ander punt is dat de Nederlandse vliegers beter dan gemiddeld zijn getraind en het vertrouwen hebben van de Amerikanen. Daarom mogen ze – zij het op bescheiden schaal – meedoen met de grote jongens.’

Dat is de militair-technische kant, maar hoe zit het politiek? Waarom heeft Nederland de ambitie om daar ook mee te doen met de grote jongens?
De Wijk: ‘Ik denk niet dat dat een bewuste keus is, het gebeurt gewoon omdat de kwaliteit van onze luchtmacht niet slecht is.’

Maar Joris Voorhoeve schrijft in zijn boek Labiele vrede dat Nederland juist omdat het een klein land is en daardoor niet invloedrijk, door dit soort deelnames aan internationale acties ook bovenproportioneel invloed kan verwerven. (voetnoot: Het letterlijke citaat luidt: Het belangrijkste middel voor constructieve invloed van een niet zo machtige staat als Nederland ten gunste van ontwikkeling naar wereldrechtsorde is het verwerven van de interntaionale reputatie een geloofwaardige partner in multilaterale politiek te zijn. Dat wil zeggen: goede voorstellen indienen op het juiste moment, gedekt door consistent binnenlands beleid, en geschraagd door relatief grote economische en zo nodig militaire bijdragen aan de oplossing van militaire problemen.’ Joris Voorhoeve, Labiele vrede, pag. 265, Uitgeverij Balans, Amsterdam 1995)

De Wijk: ‘Dat zou misschien wel kunnen, maar dat gebeurt in de praktijk niet. We hebben geen bovenproportionele politieke invloed. Ik denk dat die grote Nederlandse bereidheid om aan dit soort acties mee te doen meer te maken heeft met onze eigen geloofwaardigheid. Wij zijn een land dat van oudsher veel nadruk legt op de naleving van mensenrechten, dat is typisch voor Nederland, en bepaald niet typisch voor middelgrote en grote landen. Die hebben de mogelijkheid om machtspolitiek te bedrijven, wij niet. Wij kunnen verschil maken op moreel-ethisch gebied. Dus wanneer er mensenrechten worden geschonden, zijn wij er snel bij om moreel verontwaardigd te zijn of om iets te roepen over de inzet van militaire middelen. Vervolgens zijn we het aan onszelf verplicht daar een redelijke bijdrage aan te leveren. Maar wij zijn niet in staat om dat om te buigen in redelijke politieke invloed. Daar zit een constante in, die je ook terugziet in het internationale benoemingsbeleid. Wij Nederlanders zijn door de bank genomen niet erg goed in het verwerven van internationale topfuncties – met uitzondering misschien van de landbouw. Wij vinden dat de kwaliteit van kandidaten voor internationale functies zichzelf moet verkopen. En wij denken dat wanneer we een goede bijdrage leveren aan internationale operaties, wij automatisch meer invloed krijgen. Maar dat is natuurlijk niet zo.’

Dus de Amerikanen zeggen: jullie mogen extra vliegen omdat jullie van die goede vliegtuigen en piloten hebben, maar we gaan niet jullie defensieminister vaker bellen, om hem mede het beleid te laten bepalen.
De Wijk: ‘Inderdaad. Het heeft er overigens wel toe geleid dat wij twee officieren hadden in het commandocentrum in Italië die meewerkten aan de doelwitplanning. Maar dat is niet politiek. Ik denk dat onze militaire invloed misschien wel groter is dan onze politieke invloed.’

Dat is ook een belangrijk onderwerp: de macht van de militairen in dit hele conflict was vele malen groter dan die van de politici.
De Wijk: ‘Vind je het gek? Dat komt doordat de diplomatie geen rol speelde. Het was gewoon een militaire operatie. Pas eind mei kreeg de diplomatie weer de overhand. De politiek heeft zichzelf uitgerangeerd door alle deuren naar Milosevic te sluiten. Dat was een oorlogsmisdadiger, daar mocht niet meer mee worden gesproken. De diplomatieke kanalen zaten potdicht. Het grote probleem dat vervolgens ontstond, is dat Wesley Clark, de NAVO-opperbevelhebber, zijn eigen gang is gegaan. Dat ging buiten alle politieke controle om. Er waren intern bij de NAVO buitengewoon veel problemen over de manier waarop Clark omging met zijn doelwitten. Jullie moeten Niek Biegman van de Noord-Atlantische Raad daar maar eens naar vragen, die is daar echt boos over.’
(De Noord-Atlantische Raad is de politieke arm van de NAVO. Later zullen we inderdaad proberen om Niek Biegman te spreken, die namens Nederland in de raad zit. Hij krijgt van het ministerie van Buitenlandze Zaken echter geen toestemming om ons te woord te staan.)

Laten we even doorgaan op het feit dat alle diplomatieke kanalen waren dichtgegooid. Daar hebben ze toen de Russen voor ingeschakeld?
De Wijk: ‘Ja. Hoewel ze zeiden niet te willen onderhandelen met Milosevic, gebeurde dat toch door contact te zoeken met de Russen. Vervolgens heeft men naar een aantal formuleringen voor een vredesakkoord gezocht die ook aanvaardbaar waren voor Milosevic. Zo heeft men bijvoorbeeld de rol van deVerenigde Naties benadrukt, en de territoriale integriteit van Joegoslavië, dus het feit dat Kosovo onderdeel moet blijven uitmaken van de republiek Joegoslavië.’

Is het dan wel correct om te stellen dat alle diplomatieke kanalen waren dichtgegooid?
De Wijk: ‘Voor het Westen wel. Er waren absoluut geen openingen. Daarom was ik ook niet gelukkig met het feit dat Milosevic werd aangeklaagd door Louise Arbour van het Joegoslavië-tribunaal. Want dan valt er niet meer te praten met zo’n man. En je hebt hem toch nodig. Als je niet de bereidheid hebt om hem uit het zadel te wippen, dan zul je toch met hem moeten praten. Dat is nu ook een van de grote problemen: dat hij er nog steeds zit, maar dat het Westen niet met hem kan praten.’

Daarom houdt men Joegoslavië ook buiten het stabiliteitspact, het plan van de EU om de vrede en veiligheid in de Balkan te herstellen. Men vindt dat eerst Milosevic van het toneel moet verdwijnen. Ziet u dat als een mogelijke een bron van nieuwe conflicten op langere termijn?
De Wijk: ‘Absoluut.’

En wat te denken van het feit dat de Joegoslavische rol in Kosovo in feite totaal uitgespeeld lijk te zijn?
De Wijk: ‘Ja, dat is ook zoiets. Dat is volstrekt strijdig met de afspraken die met Milosevic zijn gemaakt. Daarin is immers sprake van een multi-etnisch Kosovo onder Servisch bestuur. Het valt mij op dat men keer op keer in staat is om toekomstvisies te formuleren waarvan men van tevoren weet dat ze niet haalbaar zijn. Aan het begin van de oorlog werd als politieke doelstelling geformuleerd dat de humanitaire tragedie onmiddellijk afgelopen moest zijn. Daar lag de veronderstelling aan ten grondslag dat de oorlog binnen twee dagen afgelopen zou zijn. Wat dus niet het geval was. Vervolgens ging men er vanuit dat er maximaal een week nodig was om luchtoverwicht te krijgen. Dat luchtoverwicht is er gedurende de hele oorlog geen moment geweest.’

Hoezo, er is toch maar één Stealth-bommenwerper neergehaald? Is dat niet het bewijs van een luchtoverwicht?
De Wijk: ‘Nee, want ze konden niet laag vliegen. Ze zijn nooit beneden de 10 duizend voet geweest, terwijl dat eigenlijk wel nodig was om effectief te kunnen zijn. Maar men slaagde er niet in om het Servische luchtafweergeschut uit te schakelen. En dat was weer het gevolg van het feit dat de Serviërs zich domweg stilhielden. Ze schoten maar heel af en toe op een overkomend vliegtuig, waardoor men gewoonweg niet wist waar het luchtafweergeschut precies was opgesteld. Dat was buitengewoon slim, want daardoor moest de NAVO overal op z’n hoede zijn, en kon men nooit beneden die 10 duizend voet komen. En de NAVO had dat niet verwacht omdat men, zoals ik eerder al aangaf, uitgaat van de eigen strategie en niet die van de tegenstander. Er is geen sprake van enig inlevingsvermogen.’

Dat is toch ontluisterend?
De Wijk: ‘Tsja. Ik weet nog dat ik de eerste dag van de oorlog bij NOVA zat. Toen hoorde ik Clinton zeggen: we gaan nu een paar bommen gooien en ik weet zeker dat Milosevic dan wel inbindt. Mijn eerste opmerking was een spontane opwelling: geloof het maar niet, de militaire tragedie wordt alleen maar vergroot. Ik heb mij gedurende die hele oorlog geprobeerd te verplaatsen in Milosevic, en misschien ben ik wel net zo’n slecht mens, want dat lukte mij redelijk goed. Als je vanuit die man redeneerde, dan zag je welke opties hij had. En één van die opties was om te gaan sollen met vluchtelingenstromen. Door de de humanitaire tragedie verder te vergroten, werd de doelstelling van de NAVO totaal ondergraven.’

Maar dan blijven wij toch met een probleem zitten. Want dan moet je ofwel concluderen dat ze bij de NAVO zo blind zijn door hun eigen positie en hun eigen macht dat ze zich totaal niet meer kunnen verplaatsen in de tegenstander, of er is toch nog ergens een geheime agenda. Want dat eerste klinkt zo ongelooflijk.
De Wijk: ‘Laat ik dan deze wedervraag stellen: waarom komt minister Netelenbos met een maatregel als het rekeningrijden om het fileprobleem op te lossen?’

Eh… omdat zij veronderstelt dat wanneer je het autorijden in de spits duurder maakt de mensen meer gebruik zullen gaan maken van het openbaar vervoer.
De Wijk: ‘Precies. En doordat ik zelf automobilist ben, weet ik uit mijn omgeving dat dat onzin is. Want juist in de spits gaat het vrijwel uitsluitend om zakelijk verkeer. En het zakenleven berekent die kosten gewoon door aan jou en mij, aan de klant dus. Dat kan iedereen bedenken. En toch neemt men zo’n maatregel.’

Maar ten aanzien van Kosovo zegt men: hoezo hebben de bombardementen niet gewerkt? Uiteindelijk heeft Milosevic zich toch moeten terugtrekken uit Kosovo, de vluchtelingen zijn teruggekeerd, kortom: de NAVO heeft gewonnen.
De Wijk: ‘En mijn punt is dus dat er helemaal geen overwinning is geboekt, maar dat er een deal is gemaakt.’

Maar wel een deal op voorwaarden van de NAVO.
De Wijk: ‘Nee, je moet kijken hoe die deal in elkaar steekt. De deal was dat een aantal Servische troepen na het staakt-het-vuren terug mochten keren naar Kosovo; dat zij hun heilige plaatsen en kloosters zelf mochten beschermen; dat er Servische troepen mochten komen langs de grens met Macedonië en Albanië; dat de territoriale integriteit en soevereiniteit van Joegoslavië volledig zouden worden gehandhaafd. Bovendien werd er niet meer gesproken over een mogelijk referendum over de onafhankelijkheid van Kosovo. Dus het was een volstrekt aanvaardbaar compromis voor Milosevic. Tel daar nog bij op dat er een stabiliteitpact zou komen voor de hele regio, en dat Milosevic er van uitging dat dat ook zou gelden voor Joegoslavië, met inbegrip van de economische steun voor de wederopbouw. Dat is vervolgens allemaal niet gebeurd. De NAVO heeft zich niet aan de deal gehouden. Milosevic is dus gewoon verneukt.’

Maar hij was ook in de positie om verneukt te worden.
De Wijk: ‘Dat is zo. Maar daardoor kun je nog niet zeggen dat de NAVO militair heeft gewonnen. Feit is en blijft dat er een deal is gesloten. En de vraag is of je voor die deal die hele oorlog wel nodig hebt gehad.’

Die vraag, en een groot aantal andere, hadden we graag willen voorleggen aan generaal Wesley Clark, opperbevelhebber van Operatie Allied Force. De generaal stemde ook toe in een interview, maar helaas liet zijn staf twee dagen voor dat het zou plaatsvinden weten dat het toch niet door kon gaan. In verband met zijn vervroegde pensionering (waarover veel is gespeculeerd, maar die officieel niets van doen heeft met het verloop van de Kosovo-oorlog) ging Clark op afscheidstoernee. Het speet hem werkelijk, zo werd ons verteld, maar hij kon onmogelijk nog tijd voor ons vrijmaken. En dus ontbreekt in het nu volgende hoofdstuk de stem van de opperbevelhebber. Maar dat maakt de kritiek van de militairen die wel aan het woord komen niet minder relevant.