Het stond er echt, op een afbeelding in het Verzetsmuseum in Amsterdam: de Nederlandsche Unie had op haar hoogtepunt in 1941/1942 zo’n één miljoen sympathisanten, van wie 600.000 mensen als lid. Let wel: 600.000 leden is twee maal het totaal aantal mensen dat nu lid is van alle politieke partijen samen. De Unie wilde samenwerken met de bezetter, en zo onder andere de NSB dwarsbomen. Onze nationale geschiedschrijver van de Tweede Wereldoorlog Lou de Jong was minder genuanceerd. Hij vond dat de Nederlandsche Unie gewoon fout was en gecollaboreerd had met de Duitse bezetter. Hoe dan ook: ik schrok wel toen ik die staafgrafiek zag. Je bent geneigd te denken: wij zijn een volk van collaborateurs. Maar wij weten – wat zij toen niet wisten – dat die oorlog vijf jaar zou duren en dat Duitsland de verliezer zou zijn. Dat maakt wel een verschil.
Ik heb dit een keer tijdens een vraaggesprek voorgelegd aan historicus Maarten van Rossem. Hij kwam met nog een treffend voorbeeld van het belang van wat hij „het tijdsperspectief” noemt. Van Rossem: „In de Eerste Wereldoorlog is er vier jaar gevochten aan het front voor een paar honderd meter terreinwinst, en Duitsland verloor die oorlog. In 1940 begint Duitsland weer een oorlog tegen Frankrijk en de laatste verliest na tien dagen de facto de oorlog. Het was een fabuleus succes voor de Duitsers, waar de wereld vreselijk van onder de indruk was. Hoe kon dit, en vooral, wat voor toekomst gaan we tegemoet? De kentering in de Tweede Wereldoorlog kwam pas in 1942/1943.”
Het tijdsperspectief. Wat zien we nu over het hoofd? Of, wat zijn de scenario’s die nu denkbaar zijn voor de nabije toekomst? Hoe zal men over honderd jaar terugkijken op onze nu al jarenlang aanhoudende worsteling met de financiële en economische crises? Zou het kunnen zijn dat men met gefronste wenkbrauwen kijkt naar de labbekakkerige manier waarop wij omgaan met de algemeen aanvaarde conclusies naar aanleiding van de financiële crisis die begon in 2007, inmiddels ruim vijf jaar geleden? Zal men dan niet vreemd opkijken van het feit dat we nog steeds niet de situatie hebben hersteld waarbij de financiële sector alleen maar faciliterend opereert ten behoeve van de reële economie? Echte waardecreatie geschiedt immers door arbeid en niet door speculatie.
Het tijdsperspectief. Het verschil met de mensen die lid werden van de Nederlandsche Unie is dat zij geen idee hadden hoelang de bezetting zou gaan duren, terwijl wij evenmin weten hoelang die crisis nog zal aanhouden, maar wél weten hoe we de situatie kunnen verbeteren, zodat er weer een periode van stabiliteit en groei kan aanbreken. Blijkbaar reikt de arm van de financiële sector, van de belanghebbenden, zo ver dat de mensen die nu moeten optreden zich gegijzeld voelen of weten.
Over honderd jaar zal men niet begrijpen waarom wij niet reeds nu begrijpen dat we geremd worden door systeemfouten – bijvoorbeeld de omvang, structuur en vrijheid van de financiële markten – die we maar niet durven of in ieder geval niet willen aanpakken.
Deze column verscheen op 13 februari 2013 in NRC
1 reactie
Ja Jan, mijn vader vond het ook maar collaborateurs. En naar ik vermoed nog wel enige miljoenen andere Nederlanders. Voor veel van de sympathisanten en leiders van de Nederlandse Unie was er ook wel het een en ander te verliezen. Was dat niet de oorsprong van de compromisbereidheid? Philips, DAF, AKU, Unilever? En voor grote middengroepen? Een klein beetje samenwerken en alles kan misschien bij het oude blijven?
Een niet gering deel van de huidige politici wacht een prettige baan. Mits je in de politiek wat flexibel bent geweest. Hoeveel van hen vind je later niet terug in de industrie of dienstverlening. Of in een prettige overheidsfunctie. Vaak met andere standpunten. Conform hun huidige functie.
Ik zie wel enige overeenkomst.
Ik kan niet geloven dat een Kok niet oprecht een vakbondsman is geweest. Zijn gedachtegang moet toen zijn geweest als voorzitter van de FNV moet ik in het belang van de vakbond(-sleden?) optreden.
Als premier moet ik optreden in het belang van de staat. (Ik vraag mij dan wel af: welke staat of welk deel van de staat?) Dan begint de afbraak van de WAO, waarvoor hij zich eerder sterk gemaakt had. En later zoals hij verklaarde voor de commissie De Wit: “als ING-commissaris moet ik optreden in het belang van de ING” (dat terwijl hij, als ik het juist heb, werknemerscommissaris was).
Principeloos kameleongedrag, iets anders kan ik het niet noemen.
Het ontbreek vaak aan ruggengraat, het is het gemak van een compromis. Waar ik onmiddellijk aan toevoeg, een compromis hoeft niet slecht te zijn. Zonder gaat het niet. Maar wel met nadenken: waartoe leidt het.
Reactie door Wim van Gammeren — donderdag 14 februari 2013 @ 17.50 uur