Over de georganiseerde solidariteit

dinsdag 16 december 2003 :: 14.35 uur

Video Eerste termijn van het Kamerdebat over georganiseerde solidariteit, aangevraagd door de SP
Den Haag, 16 december 2003

De heer Marijnissen (SP): Mijnheer de voorzitter. Je kon er gif op innemen bij 17 mld euro bezuinigen: vroeg of laat zou het het Nederlandse volk duidelijk worden dat het abstracte bedrag van 17 mld uiteindelijk zou neerslaan in concrete maatregelen. Het heeft mij dan ook niet verbaasd dat afgelopen weken er een werkelijke hausse van verbijstering, verontwaardiging en ook woede door het land ging in verband met de concrete uitvloeiselen van die bezuiniging van 17 mld. Hoe een abstract begrip concreet tot verontwaardiging kan leiden!

Video Bekijk ook de video

Hetzelfde is aan de hand met het begrip solidariteit, maar dan andersom. Wij kunnen allemaal heel mooi in abstracto spreken over solidariteit, maar het belang van solidariteit wordt pas duidelijk op het moment dat deze wordt afgebroken, want dan zie je wat de gevolgen zijn. Dan wordt het concreet en dan zullen mensen ook gaan steigeren; dat is de afgelopen week ook gebeurd.
Waarom dit debat? Ik stel voorop dat dit debat niet is bedoeld om politieke spelletjes te voeren. Ik heb op dat punt ook geen naam. Ik herinner aan het feit dat toen dat Balkenende I viel, ik hier niet stond om de premier dat te verwijten, want ik wist wat er aan de hand was. Bij het Mabel-debat heb ik niet meegedaan, want ik vond dat de minister-president het uitstekend had gedaan; ik vond er ook niet zoveel reden toe. Dat ik echter vind dat dit debat hier wel gevoerd moet worden met de minister-president, is omdat ik vind dat ik als volksvertegenwoordiger de plicht heb om dat wat aan verontwaardiging onder het volk leeft, hier in deze Kamer te verwoorden en voorts omdat ik ergens voor sta als politicus. Ik sta voor een sociaal Nederland waar solidariteit nog echt iets voorstelt en waar onze zorg, ons onderwijs en nog een paar zaken in de publieke sector op orde zijn en op orde worden gehouden.
Bij vele gelegenheden bezigt deze minister-president woorden als: waarden en normen, fatsoen moet je doen, wij moeten respect hebben voor elkaar, meedoen. Dáár heeft de minister-president het over en óók over: eigen verantwoordelijkheid, eerlijk delen, de sterkste schouders de zwaarste lasten, een evenwichtig inkomensbeleid, de overheid als schild voor de zwakkeren. Een nietsvermoedend politicus zou hier toch zeggen: Marijnissen moet met de man die deze woorden bezigt door één deur kunnen; hij moet daar toch vertrouwen in kunnen hebben. Ik heb al eerder gezegd – zowel bij het debat over het regeerakkoord als bij het debat over de regeringsverklaring – dat ik dit kabinet een sociale ramp vind voor het land. Velen vroegen zich af of dit niet te grote woorden zijn: hoezo een sociale ramp?
De afgelopen weken is gebleken wat ik bedoelde. Ons land is een land waar de georganiseerde solidariteit bij iedereen hoog in het vaandel staat… Nu, bij iedereen? Ik hoopte het. Het idee erachter is: je verdeelt het risico van het lot dat ons allemaal kan treffen. Wij doen, met andere woorden, allemaal wat in een potje en als ons dan iets overkomt, kunnen wij er iets uit pakken. Niet te veel, maar net genoeg om er van rond te kunnen komen, een operatie te kunnen ondergaan of thuishulp te kunnen krijgen. Wij gunnen iedereen immers een menswaardig bestaan, een menselijke waardigheid, maar omdat wij weliswaar gelijkwaardig zijn maar niet gelijk, hebben wij ook solidariteit nodig.
De georganiseerde solidariteit beschouwen wij hier als één van de pijlers onder onze beschaving. Die pijler is echter onderhevig aan erosie. Dat is niet het gevolg van natuurrampen maar van bewust politieke besluitvorming. Zeker, het gaat minder met de economie en de SP-fractie heeft daar oog voor. Waar wij geen oog voor hebben en waar wij faliekant tegen zijn, is dat van mensen die niets te makken hebben, die getroffen zijn door ziekte of gebrek, óók een offer wordt gevraagd in tijden van een recessie. Omdat zo nodig de zelfzorgmiddelen, de tandarts, de psychotherapie, de fysiotherapie, het zittend ziekenvervoer en al die andere zaken uit het ziekenfondspakket moesten en deze mensen er geen cent bij kregen, gaan zij er nu op achteruit.
In dit verband is het goed te memoreren dat in dit land wij met z’n allen de afgelopen twintig jaar 100% rijker zijn geworden. Zouden wij niet in staat zijn om een solidair stelsel overeind te houden in tijden dat het economisch wat tegenzit? Het kan er bij mij niet in. Om de woorden van de ministerpresident te parafraseren: ik vind het niet fatsoenlijk om, zoals de CG-Raad ons laat weten, honderdduizenden mensen met lage inkomens en hoge kosten in de min te zetten, variërend van min 1% tot min 5%. Ik vind het geen eerlijk pleidooi voor meedoen als je kinderen in armoede laat opgroeien. Dat zijn er altijd nog 360.000 in ons land. Ik vind het niet van respect getuigen om van ouderen een eigen bijdrage thuiszorg te vragen die komend jaar 157% hoger is dan dit jaar. Ik heb nu al brieven ontvangen van mensen die genoodzaakt zijn om verder van thuiszorg af te zien. Ik vind het niet van een besef van waarden en normen getuigen als je voorstelt dat rijke mensen maar geld moeten storten op een girorekening waar de armen een fooi van kunnen krijgen. Ik vind dit geen “sterkste schouders, zwaarste lasten”-principe als iedereen, arm en rijk, er evenveel op achteruitgaat. Ik vind niet dat je kunt spreken van een evenwichtig inkomensbeleid als je ziet dat de laatste vijftien jaar de 10% rijksten van dit land er per jaar percentueel 3,5 maal zoveel op vooruit zijn gegaan als de 10% armsten. Ik spreek van procenten; in centen is het tien keer zoveel, namelijk € 84 voor de armsten en € 863 voor de rijksten. Ik vind niet dat je de overheid een schild voor de zwakkeren kunt noemen als je als regering rechtvaardigheid en barmhartigheid uit je woordenlijst schrapt en toestaat dat de armoede verder toeneemt. Ik heb het niet georganiseerd, maar gisteren heeft het SCP de getallen over de verwachte groei van de armoede gepresenteerd. Eigenlijk vind ik het gewoon een schande om tegen een chronisch zieke of gehandicapte op het minimum te zeggen: neem uw eigen verantwoordelijkheid. Deze mensen zouden God en iedereen op hun blote knieën danken als zij het konden.

Mevrouw Verburg (CDA): Ik vraag mij echt af waar de heer Marijnissen de afgelopen twee weken is geweest. Is het hem ontgaan dat wij hier in de Kamer een- en andermaal en nog een keer hebben gekeken naar de ontwikkeling van de koopkrachtplaatjes en dat wij daarbij hebben gezegd dat de zwaksten, de chronisch zieken en gehandicapten, moesten worden ontzien? Is hem dat ontgaan?

De heer Marijnissen (SP): Nee, dat is mij niet ontgaan. Mevrouw Verburg weet heel goed dat dat mij niet is ontgaan, want mijn fractie heeft in die debatten een prominente rol gespeeld.

Mevrouw Verburg (CDA): De heer Marijnissen kent dan ook het prachtige fenomeen van de puntenwolkjes: de verfijnde inkomensplaatjes. Daarin moet hem opgevallen zijn dat sommige chronisch zieken en gehandicapten er 10% op vooruitgaan – prima – en dat anderen er 8% op achteruitgaan en dat de Kamer daarmee bezig is geweest. Heeft de heer Marijnissen dat opgemerkt?

De heer Marijnissen (SP): Dat heb ik opgemerkt.

Mevrouw Verburg (CDA): De heer Marijnissen maakt allerlei generalistische opmerkingen over centen en procenten. Het kabinet heeft ons voorzien van puntenwolkjes, zodat wij zicht hebben gekregen op de positie van mensen. Wij hebben een gericht beeld van de inkomenspositie van deze groepen chronisch zieken en gehandicapten en sommige ouderen. Is de heer Marijnissen het met mij eens dat daar geen generieke oplossingen van procenten of centen bij passen, maar dat daarvoor maatwerk moet worden geleverd, bijvoorbeeld via de bijzondere bijstand, bijvoorbeeld via gezamenlijke ziektekostenverzekeringen en aanvullende verzekeringen?

De heer Marijnissen (SP): Ik had nu juist willen vermijden dat het debat deze kant op zou gaan. Ik heb het mevrouw Verburg vóór het debat ook gezegd. Ik geef er niet de voorkeur aan om hier weer over puntenwolken te praten. Dat is de afgelopen weken uitstekend gedaan door de woordvoerders op het terrein van sociale zaken. Ik ben blij dat het CDA er uiteindelijk toe heeft bijdragen dat er wat meer geld is gekomen. Maar ik wijs de systematiek van de bijzondere bijstand af. Ik roep in herinnering dat de bijzondere bijstand is uitgevonden in de jaren tachtig, omdat het minimabeleid niet deugde. Het is als een repareerdingetje gebruikt om te redden wat er te redden viel. Wij willen de hoogte van de laagste uitkeringen vanzelfsprekend zo laten zijn, dat mensen over het algemeen geen beroep hoeven te doen op de bijzondere bijstand. Dat is mijn inzet. Dat is wat ik georganiseerde solidariteit noem. Daar gaat dit debat over.

Mevrouw Verburg (CDA): Daarmee maakt u de armoedeval, waarmee heel veel mensen nu al te maken hebben, omdat zij gevangen blijven in de uitkering, willens en wetens nog groter.

De heer Marijnissen (SP): Neen, dat is niet waar. U weet dat wij vergaande voorstellen hebben over bijvoorbeeld de arbeidskorting, zodat mensen minder belasting gaan betalen op het moment dat ze gaan werken. Wij zijn daarom geen voorstander van het pleidooi van de VVD om de lage loonschalen in de cao nog lager te maken. Dan maak je het gat tussen de uitkering en de lonen nog kleiner. Ik heb de rede van de heer Aantjes ter gelegenheid van het eerste CDA-congres uit 1975 er nog eens op nagelezen. Die rede was gebaseerd op Mattheus 25, de Bergrede. Aantjes appelleert aan het eind van zijn toespraak vooral aan de tegenstelling tussen arm en rijk in de wereld. Hij eindigt met de vraag aan het gehele CDA-congres: “Aan welke kant staat gij?” Hij zegt dat iedereen zich die vraag moet stellen. Vervolgens zegt Aantjes: ’“De centrale vraag is niet hoe goed je hebt verdiend, maar hoe goed je hebt gediend.” Die passie, die compassie mis ik ten enen male in het kabinetsbeleid en in de persoonlijke inzet van de minister-president. Ik ga niet in op de uitspraken van kardinaal Simonis, van Doekle Terpstra die het had over “hooghartig” en “een genante vertoning”, van het Eerste-Kamerlid Werner, die zich bezorgd heeft getoond en van het Kamerlid Buijs, die wij toejuichten op het moment dat hij zei dat chronisch zieken er financieel niet op achteruit mogen gaan, maar die vervolgens werd teruggefloten.
Als de solidariteit erodeert, dan erodeert er meer. Ik heb dat hier vaker gezegd. Dan erodeert ook het vertrouwen van mensen in de overheid. Mijn stelling is dat de minister-president met dit beleid geen mensen voor zich zal winnen. Hij zal mensen van zich vervreemden. Hij maakt mensen bang voor de toekomst. Zij zullen, vooral de angstige mensen, niet meedoen, ook al roept de ministerpresident hen daartoe op. Zij zullen ook niet bijdragen aan meer solidaire verhoudingen. Immers, zij hebben genoeg aan hun hoofd.
Ik weet dat de minister-president niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de staat van het land. Wat dat betreft hebben wij te maken met de wereldeconomie en met de erfenis van eerdere kabinetten. Mijn stelling is wel dat de minister-president de problemen die het gevolg zijn van de wereldeconomie en van verkeerde keuzen in het verleden niet oplost. Integendeel, hij creëert nieuwe problemen.
Voorzitter. Te elfder ure wil mijn fractie nog een keer een plan indienen. Ik overhandig dat dadelijk aan de minister-president. Ik licht dat nu niet verder toe, maar ik zal ervoor zorgen dat het wordt verspreid onder de andere fracties. Daarin proberen wij te redden wat er te redden valt. De minister-president hoeft er nu niet en detail op in te gaan. Het gaat mij erom dat kan worden aangetoond dat de georganiseerde solidariteit zelfs op een minimalistische wijze kan worden gehandhaafd, zodat wij niet radicaal de fout ingaan. Ik vraag mij weleens af wat deze premier bij zijn eindejaarsgesprek met de Hoogste Ideoloog te berde zal brengen. Ook al is het niet de vooravond van Pasen, maar die van kerst, ik wil wel tegen de ministerpresident zeggen dat de haan inmiddels al veel vaker dan drie keer heeft gekraaid.

De heer Van As (LPF): Wij hebben het niet alleen over de chronisch zieken, maar over al die Nederlanders en medelanders die aan de onderkant van de samenleving leven, vanwege het feit dat zij een lage uitkering hebben. Als gevolg van de lagere koopkracht en de verhoogde prijzen houden zij per maand niets mee over. Verleden jaar hebben wij een motie ingediend om alle kerntaken van het Rijk opnieuw te benoemen. Daardoor konden we gigantisch besparen en kon het mes worden gezet in die 20 mld euro die elk jaar aan subsidie wordt uitgedeeld. De SP gaf toen echter niet thuis. Waarom stemde de SP toen tegen die motie?

De heer Marijnissen (SP): Ik weet niet waar die vraag op slaat. Je moet geen appels met peren vergelijken. Als de heer Van As de doelstelling van de SP-fractie als het gaat om het behoud van de georganiseerde solidariteit steunt, laat hij dat dan uitspreken. Wellicht beviel de dekking van de motie van de LPF ons destijds niet. De heer Van As kan stellen dat in de motie tot iets werd opgeroepen wat in overeenstemming was met ons doel, maar als wij de reikwijdte van de dekking niet kunnen overzien, of als wij het daar niet mee eens zijn, dan is dat een reden om tegen de motie te stemmen.

De heer Van As (LPF): Het had niets met een dekking te maken, maar met een ander financieel beleid. Wij wilden die 20 mld euro aan subsidies tegen het licht houden. Daar zit ruimte, want er is binnen de Rijksbegroting voldoende geld beschikbaar. Het gaat om de herverdeling van het geld, maar toen gaf de SP niet thuis.

De heer Marijnissen (SP): Dat is een mooi nummertje dat u nu voor de tweede keer probeert te maken, maar die 20 mld aan subsidies willen wij niet categorisch intrekken zoals u wel doet. Dat is “botte bijl”-beleid; wij doen het liever met de floret en met precisie.

Opties voor delen:
  • NuJIJ
  • eKudos
  • del.icio.us
  • Digg
  • Google Bookmarks
  • email

Reacties uitgeschakeld