Algemene Beschouwingen 2002

woensdag 18 september 2002 :: 14.29 uur

Bijdrage Algemene politieke beschouwingen
18 en 19 september 2002

Eerste termijn

De heer Marijnissen (SP): Mijnheer de voorzitter. Het is gebruik dat een spreker die zijn of haar maidenspeech heeft gehouden, wordt toegesproken door de na hem of haar komende spreker. Met graagte wil ik dan ook vanaf deze plek en, zo denk ik, namens alle collega’s hier de heer Wijnschenk van harte feliciteren met zijn maidenspeech, met zijn eerste toespraak in deze zaal. Ik had heel veel vragen naar aanleiding van zijn betoog, maar ik heb gemeend — omdat het mij nu past hem te feliciteren — om niet van het spreekrecht dat hij ons gunde, gebruik te maken. Ik kan hem echter verzekeren: dat komt nog wel een keer!

Ik heb veel onthouden uit de speech van de heer Wijnschenk, maar één zin heb ik vooral onthouden, een zin waaruit bleek dat sommige dingen erg snel kunnen gaan. Deze zin sprak hij uit toen hij antwoordde op een vraag over de waarden- en normendiscussie en de desbetreffende commissie, namelijk: wie ben ik om te denken dat ik het beter weet dan een minister-president? Welnu, die zal ik onthouden!

Voorzitter. Vorig jaar om deze tijd stond ik stil bij de aanslagen van 11 september. Nu, één jaar en één oorlog verder, stel ik vast dat wij bar weinig geleerd hebben van die gebeurtenis. Natuurlijk, er zijn bommen gegooid, ook op terroristen, maar het is zeker dat er méér onschuldigen werden getroffen door die bommen dan terroristen en dat er uiteindelijk meer nieuwe terroristen zijn verwekt dan oude gedood. Intussen zijn essentiële vragen onbesproken gebleven zoals: waar komt het terrorisme vandaan, wat is zijn voedingsbodem en hoe kunnen wij die wegnemen?
Het had ook anders kunnen gaan. Uit de saamhorigheid en verontwaardiging die meteen na de aanslagen ontstonden, had een beleid geboren kunnen worden dat gebaseerd is op meer betrokkenheid bij elkaar, een beleid gebaseerd op verontwaardiging over alle onnodig lijden, ongeacht nationaliteit, etniciteit of religie. Helaas, de wereldleiders, met de VS voorop, hebben een andere conclusie getrokken. Wraak en oorlog is hun antwoord gebleken: geen reflectie op het gegeven dat zovelen in uitzichtloze omstandigheden leven, geen agenda voor de oplossing van dát wereldwijde probleem en geen antwoord op de vraag hoe extremisten en terroristen kunnen worden geïsoleerd via een positieve agenda die de bron van honger, politieke frustratie en gebrek aan democratie wegneemt.
Amerika is de baas van de wereld, economisch, militair en cultureel, en dat zal de wereld weten ook! Verdragen worden aan de kant geschoven, beloften geschonden, internationale conferenties gefrustreerd en landen geïntimideerd als zij de Amerikaanse suprematie niet willen aanvaarden. Het Internationale strafhof, op Nederlandse bodem gevestigd, wordt schaamteloos gesaboteerd door president Bush. De Verenigde Naties worden door hem onnuttig en overbodig gevonden. De Veiligheidsraad is gelijk een kletscollege. Van een veto van de Veiligheidsraad over iets wat de Amerikanen willen, trekt hij zich niets aan. Mag ik eens uit de mond van onze minister-president vernemen wat het oordeel van de regering is over dit internationaal vandalisme van George W. Bush?
Geen twijfel mogelijk, er zijn goede redenen voor een aanval op Saddam Hoessein. Hij is een vloek voor zijn volk en een bedreiging voor de regio. Er zijn echter nog meer redenen om tegen een aanval op Irak te zijn. Zo’n aanval zal duizenden slachtoffers maken, militairen én burgers. De kans dat Saddam Hoessein er één van zal zijn, is minimaal. Als VN-chef Kofi Annan zegt dat een Amerikaanse aanvalsoorlog nu tegen Irak geen juridische grondslag heeft en als de Nederlandse regering daarop laat weten dáár niet mee te zitten, dan ben ik als Nederlands volksvertegenwoordiger verbijsterd en beschaamd.

Als het machtigste land van de wereld zich van dit kabinet niet aan internationaal recht voor oorlog en vrede hoeft te houden, wat hebben we dan nog te zeggen tegen anderen, tegen nucleaire machten als India, Pakistan, Israël en China, die allemaal plannen hebben om gewelddadig op te treden tegen hun tegenstanders?
Een oorlog tussen de Verenigde Staten en Irak kan een keten van geweld in gang zetten. Het zal ook de overtuiging bij velen versterken dat het Westen bezig is met een oorlog tegen de islam. Eén man zal daarbij zeker in zijn vuistje lachen: Osama bin Laden. Voor extremisten zoals hij zal de keten van geweld het een stuk gemakkelijker maken om nieuwe terroristen te werven, ver weg, maar ook hier. Wie goed kijkt naar de Amerikaanse oorlogsplannen, krijgt het nare gevoel dat wat onder de Irakese bodem zit, belangrijker wordt geacht dan het lot van de mensen op de Irakese bodem.

Irak zegt nu in te stemmen met de komst van VN-inspecteurs. De VS en het Verenigd Koninkrijk hebben al laten weten daarin geen enkel vertrouwen te hebben. De toekomst zal het leren, voorzitter. In ieder geval lijkt voorlopig een oorlog afgewend. Graag verneem ik de reactie van de premier op de recente ontwikkelingen. Ik hoop dat hij daarbij wil betrekken de reactie van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.
Voorzitter. Dit kabinet zegt te willen werken aan waarden en normen. Naar de letter kunnen Heinsbroek, de premier en ik op dit punt goed door één deur. Wij storen ons al heel lang aan degenen die ons wijs maken dat waarden en normen ouderwets zouden zijn. Slogans als “Lekker jezelf zijn”, “Alles moet kunnen” en “Dat maak ik zelf wel uit” komen ons allang de keel uit. Laat ik dit wat filosofisch beargumenteren. De extreem liberale ideeën, die van de mens zonder geschiedenis en zonder toekomst, de mens van het hier en nu, de mens die het allemaal zelf en alleen wel kan, de mens die slechts zijn vrijheden kent en niet zijn verantwoordelijkheden, de mens die zijn eigen belang centraal stelt en die geen oog heeft voor het algemeen belang, die ideeën hebben lang grote invloed gehad op het overheidsbeleid van Nederland. Minder overheid, meer markt, privatisering en marktwerking, schaalvergroting en efficiency, tweedeling en verwaarlozing van de publieke sector, minimalisering van de taak en de functie van de overheid: het zijn allemaal voorbeelden van de vertaling van het liberale mensbeeld in politieke termen. Het is goed dat steeds meer mensen daarvan terugkomen en er zich tegen keren. Maar het plan van dit kabinet om naar Noors voorbeeld een commissie in te stellen die zich erover gaat buigen: daarmee schieten wij geen meter op, voorzitter. Commissies worden ingesteld of omdat de verantwoordelijken de oplossing zelf niet weten — dat kan ik mij bij deze minister-president niet voorstellen — of omdat ze de boodschap zelf niet durven te vertellen — dat zou kunnen — of omdat ze tijd willen winnen en daden voorlopig liever achterwege laten. Ik wil graag van de minister-president horen wat de achtergrond van deze drie mogelijke redenen is om hem te bewegen om het voorstel over te nemen. Overigens, ik heb begrepen dat het in Noorwegen met die commissie heel slecht is afgelopen. Ik wil absoluut niet dat dat het geval zal zijn met de discussie in Nederland.

In de discussie tot nu toe bestaat wel veel oog voor de verharding in de samenleving en de normvervaging in de publieke ruimte, maar is er erg weinig oog voor de rol van de overheid en haar verantwoordelijkheid. Zowel de premier als de andere bewindslieden die zich erover hebben uitgesproken minimaliseren in de bekende liberale traditie de rol van de overheid. Ten onrechte. Alleen al door haar beleid en haar wetten heeft de overheid met normen en waarden te maken. Misschien niet altijd expliciet, maar impliciet toch zeker. Terecht wordt de overheid door veel mensen dan ook als een baken beschouwd. Schuift het baken naar rechts of links, het zal hoe dan ook gevolgen hebben voor de samenleving en de betekenis die waarden en normen voor de mensen hebben. Deze invloed van het overheidsbeleid op het denken van mensen, dit verband tussen de publieke moraal en de wijze waarop mensen hun individuele waarden en normen inhoud geven, wordt door dit kabinet tot nu toe ontkend. In lijn met Lubbers en Kok wekt ook premier Balkenende de indruk dat de overheid op de eerste plaats volgend moet zijn. Juist door deze machteloze, ietwat fatalistische benadering zijn wij in een vicieuze cirkel beland. Als de overheid haar autoriteit alleen maar ontleent aan de formele democratie en de politiek zich niet tot doel stelt om haar autoriteit ook een morele basis te geven, is elke poging om de samenleving in de goede richting te sturen bij voorbaat gedoemd te mislukken. Geen moraliteit, voorzitter, zonder leiderschap.

De liberale samenleving maakt het gezegde “homo homini lupus”, de mens is de mens een wolf, tot waarheid. Een overheid die daaraan meewerkt, in plaats van weerwerk te bieden, moet later niet klagen over het gebrek aan burgerzin, stijgende normloosheid en toename van de criminaliteit. Wie een paard in draf immers de sporen geeft, moet niet raar staan te kijken als het gaat galopperen! De betekenis van de publieke moraal willen terugbrengen tot alleen het geïndividualiseerde burgermansfatsoen, wat nu naar mijn idee te veel gebeurt, is een miskenning van de betekenis van de ethiek voor de samenleving als geheel, en de politiek en de politici in het bijzonder. Een asociale politiek leidt onherroepelijk tot meer mensen in de samenleving die hun eigen belang centraal gaan stellen. Immers, als zelfs de regering solidariteit niet meer nodig acht, maar verdacht, wat denkt u dan dat de reactie van de individuele burger zal zijn? Vriendjespolitiek, partijpolitieke benoemingen, omkopingen, we hebben nu de parlementaire enquête, als dat op het hoogste niveau kan, waarom zou de burger zich dan onderwerpen aan normen en waarden? De sorrydemocratie, waarom zouden mensen dan nog hun eigen verantwoordelijkheid serieus nemen? Na negen uur excellentie zijn twee jaar aanspraak kunnen maken op een excellent wachtgeld! Politici die in het algemeen beter voor zichzelf dan voor armen zorgen. De top van het bedrijfsleven, die zich kenmerkt door patserigheid en ten prooi is gevallen aan de graaicultuur. Dit kabinet verwacht dan dat de burgers zich netjes gedragen en matigheid betrachten. Ik noem dat maar gewoon zoals ik het vind: huichelachtig.

Waarden en normen komen voort uit de strijd van de mens voor een beter bestaan. Zij hebben een geschiedenis. Wij hebben ze geërfd van onze voorouders. We hebben ze geformuleerd, getest, aangepast en verder ontwikkeld, ze behoren tot ons collectief bewustzijn. Zij vormen een essentieel onderdeel van de brug over het ravijn van de barbarij. De geschiedenis heeft ons geleerd dat die brug nogal wankel is. Aan de politiek en de samenleving is het om de waarden en normen steeds te actualiseren en te handhaven en zo de brug van de beschaving te onderhouden. Zo bevorderen wij houvast en vertrouwen, voorkomen wij angst, vervreemding en verbittering en beschikken we over een probaat middel tegen doorgeslagen egoïsme, fanatisme en geweld. Voor mijn politieke stroming staan dan drie waarden centraal: de menselijke waardigheid, de gelijkwaardigheid en de solidariteit. Ik weet dat er veel mensen zijn die zich daarin herkennen; deze waarden zijn echt niet het alleenrecht van de SP. Die mensen zouden met mij graag zien dat deze waarden de basis vormen voor onze samenleving, hier en nu.

Met excuses aan de Noren, maar wij hebben geen commissie nodig, maar mensen om hierover te praten. Laat de minister-president maar zeggen, wanneer hij het erover wil hebben. Ik ben er klaar voor, sterker nog, ik begin de discussie gewoon. Als de minister-president even wil meeschrijven, gezien de vorige keer? Welke waarden brengen zijn kabinet ertoe, de inkomensverschillen te vergroten en zelfs mensen met een uitkering op de min te zetten? Welke waarden brengen het kabinet ertoe, het openbaar vervoer verder te verwaarlozen en aan de grillen van de markt over te laten? Welke waarden brengen het kabinet ertoe, immigranten de schuld te geven van de mislukte integratie? Welke waarden brengen het kabinet ertoe, de publieke sector af te knijpen, maar wel 7 mld euro te besteden aan gevechtsvliegtuigen, waarvoor geen vijand te vinden is? Welke waarden brengen het kabinet ertoe, toe te geven aan de waan van de dag en te marchanderen met de grondrechten van verdachten en daarmee te morrelen aan de fundamenten van ons strafrecht? Ik hoor het antwoord morgen van de minister-president, zeker omdat ik in de hoofdpunten van het regeringsbeleid tevergeefs heb gezocht naar aanknopingspunten voor deze discussie. Hoofdstuk 1: financieel-economisch beleid. Hoofdstuk 2: sociaal-economisch beleid. Geen verbindende verhalen, geen inleiding, geen preambule, geen beschouwing, en ik betreur dat.

Dit kabinet is de uitkomst van de politieke afwegingen na de verkiezingen. Het is mijn vaste overtuiging dat het niet is wat de mensen op 15 mei gewild hebben. De publieke sector wordt niet gered, de tweedeling wordt niet opgeheven, het geld dat nodig is voor zorg, zieken en ouderen en verzorgenden en verpleegkundigen verdwijnt in toys voor de militaire boys. Ze schaffen de subsidie op energiezuinige auto’s en huishoudelijke apparaten af. Ze gaan geen groen sparen of natuurgebieden redden, maar laten de natuur verder volbouwen door mensen met poen. Er komt niet meer geld voor onderwijs en veiligheid, maar wel meer repressie. Over armoede spreekt het kabinet niet, over betaalbare huren evenmin.

De huursubsidie wordt zelfs verminderd. De sociale-woningverhuur gaat verder in de uitverkoop. Het spaarloon wordt afgenomen. Het WAO-voorstel van de SER gaat dit kabinet nog niet ver genoeg. Het moet nog asocialer. De kinderbescherming mag zich niet meer bezighouden met preventie. Mensen met een Melkertbaan krijgen in plaats van hun allang verdiende functiebeloning in grote aantallen ontslag. De WW wordt verder verslechterd. Ouderen van boven de 57 jaar worden weer gepest met een zinloze sollicitatieplicht. Het kabinet geeft voorrang aan een zesde baan op Schiphol boven aandacht voor de leefomgeving. Deze litanie — ik ben katholiek opgevoed, dus ik weet wat dat betekent — kan eindeloos doorgaan. Ora pro nobis! Dit kabinet is gelovig, goedgelovig, zou je bijna denken. Het spreekt van recht op zorg, maar denkt dit zonder extra geld te kunnen garanderen, maar dat van die broden en die vissen lukte slechts een heel bijzonder mens. Drie keer raden wat er echt gaat gebeuren. Of de premies gaan omhoog, met 10% of meer — we hebben de aankondiging al in de pers mogen lezen — of het pakket wordt verkleind, of beide. Zeker, er komt wat geld extra voor de zorg, maar dat is alleen voor het wegwerken van de wachtlijsten. Het is heel goed dat de heer Bomhoff daar zo op hamert, maar wat doen wij aan de verbetering van de zorg in dit land? Ook de heer Wijnschenk had het daar zojuist over. Er zijn grote problemen, niet alleen kwantitatief, maar ook kwalitatief. Er zijn grote problemen in de gehandicaptenzorg. In de ouderenzorg en de verpleeghuizen heeft men grote problemen om de mensen menselijk op te vangen. Mijn vraag aan de minister-president is hoe hij denkt een en ander financieel te kunnen rijmen, gelet op de pretentie van de ministers van Volksgezondheid en van Financiën dat het uitgavenkader voor hen een vast gegeven is.

Het kabinet komt zichzelf ook tegen als het gaat om de wens het groeiende gat tussen arme en rijke mensen wat betreft gezondheid te dichten; dat zijn de zogenaamde sociaal-economische gezondheidsverschillen. Het klinkt heel mooi dat het kabinet daaraan wil werken, maar dat klaar je nooit als je eigen bijdragen invoert of verhoogt en geneeskundige voorzieningen inkrimpt. Wellicht kunnen wij dat Nyfer eens laten narekenen. Ik vraag de minister-president om het mogelijk is namens het kabinet een opdracht uit te doen gaan naar Nyfer. Men moet dan vooral veel deskresearch doen, want een en ander hoeft niet allemaal opnieuw uitgevonden te worden. Ik ben erg benieuwd naar het commentaar van dit toch gerenommeerde instituut in de provincie Utrecht.
Uit de LPF-hoek en uit die van dit kabinet komt ook het plan de marktwerking in de zorg weer van stal te halen. Het is voor mij als socialist een ondenkbare gedachte dat je de zorg ten prooi zou doen laten vallen aan de commercie. Toch wordt dat voorgesteld. Marktwerking in de zorg! Wij hebben er zeer slechte ervaringen mee opgedaan onder Paars I toen het ging over de thuiszorg. Zelfs Paars was zo verstandig om dat uiteindelijk terug te draaien. Waarom die fout weer gemaakt? Waarom niet geleerd van het verleden?
Over leren gesproken: dit kabinet moet so wie so nog heel veel leren. Daar hebben anderen ook al over gesproken. Er moet net zoveel worden geleerd als de jeugd van dit land moet doen. De jeugd wil wel leren, maar het kabinet verprutst het geld dat wij nodig hebben om te investeren in beter onderwijs. Dus komt er dit jaar geen cent bij en mag het hoger onderwijs 143 mln. ophoesten, waardoor er nog meer aan kwaliteit wordt ingeboet. Leg het mij, leg het de bevolking eens uit. Hoe denkt het kabinet het lerarentekort tegen te gaan? Hoe worden, zonder extra geld, de klassen kleiner gemaakt? Hoe wordt het beroepsonderwijs, dat al zo lang aan de achterste mem hangt, verbeterd? Er komt weer niets van terecht! Ook dit kabinet laat toe dat het vmbo wordt misbruikt als het afvalputje van ons onderwijs. Dan zet dit kabinet ook nog eens de 7000 ID-banen in het onderwijs op de tocht. In normaal Nederlands hebben wij het dan over conciërges en klassenassistenten, mensen die voor weinig geld veel goed werk doen. Door hen eruit te werken, krijgen leerlingen nog minder aandacht en begeleiding en nog meer onveiligheid op de koop toe. Balkenende, bak ellende, zul je bedoelen! Dat is wat leraren en leerlingen hierover zeggen.

Het is nu al duidelijk dat de scholen verder uit elkaar zullen groeien door dit kabinet. Meer financiële vrijheid voor scholen betekent namelijk ook meer tweedeling. Er komen rijke scholen met hogere ouderbijdragen, tegenover arme scholen met arme kinderen van arme ouders, met tekorten. Het kabinet wil prestatieloon in het onderwijs. Ik kan met u de discussie aangaan en ik durf haast te wedden dat ik die win. Prestatiebeloning bij Shell wijs ik zelfs af. Hoe komt u erbij om te denken dat u prestatieloon in het onderwijs moet invoeren? Waar haalt u dat vandaan? Die onderwijzers en leraren werken zich nu al de pestpokken. Hoezo moeten zij geprikkeld worden om nog harder te werken? Daar zit het probleem toch niet? Hier ligt toch geen analyse aan ten grondslag?

De regering houdt ook vast aan collegegelddifferentiatie voor bepaalde studies. Dat wil zeggen dat er studies komen die wel vijf keer zo duur worden als andere. Die studies worden dus gereserveerd voor rijke studenten of, beter gezegd, studenten met rijke ouders die dat collegegeld kunnen ophoesten.

In maart zei de minister-president nog — ik meen in CNV-onderwijsnieuws — dat hij maatregelen wilde nemen als scholen meer dan 20% allochtone kinderen tellen. Waarom lezen wij daar nu niets meer over? Zijn wij van ons geloof afgevallen, mijnheer de minister-president? Zo niet, wanneer is het dan zo ver dat u iets gaat doen aan de voortschrijdende apartheid in het onderwijs?
Dit kabinet, dat door nogal wat mensen is aangeduid met “de Bentleyboys”, houdt meer van asfalt dan van openbaar vervoer. Dus komt er veel geld voor asfalt en veel te weinig voor het spoor om de dagelijkse ellende van een miljoen reizigers te verminderen. Toch mogen de reizigers straks ook nog een forse verhoging van het treinkaartje gaan betalen. Daar bovenop komt het kabinet ook nog eens met bezuinigingen op het stad- en streekvervoer. Mijn idee: draai de uitverkoop van het openbaar vervoer terug; haal de waanzin van de marktwerking en de winsteisen ervan af en zorg dat bussen en treinen weer op tijd rijden en dat dat de norm wordt. Ik zie de minister-president al denken: Marijnissen heeft niet in de gaten dat de centen op zijn. Mis, maar ik weet waaraan ze op gaan en ik stel vast dat wij goed geld aan slechte zaken besteden, zodat wij te kort komen voor het belangrijke werk dat ik zojuist heb opgesomd in zorg, onderwijs en vervoer.

Overigens ben ik het met de kritiek van de Raad van State eens dat er bij economische tegenwind veel te gemakkelijk gekozen wordt voor het snoeien in de publieke sector. Ik wil de minister-president uitnodigen op die reactie van de Raad van State te reageren. Ik zeg het zonder schroom: beter een iets groter tekort, dan een nog grotere crisis in de samenleving.
Iedereen gaat er volgend jaar op achteruit. Voor mensen met veel geld — die zijn goed vertegenwoordigd in het nieuwe kabinet en ook in de Kamer — maakt het amper iets uit, maar voor mensen met weinig geld is dat klote ofwel zwaar problematisch, als u dat liever hoort, voorzitter.

De voorzitter: U raadde mijn gedachten goed.

De heer Marijnissen (SP): Of heeft u andere wijzigingssuggestie?

De voorzitter: Nee, dat overleg ik altijd met mevrouw Kant.

De heer Marijnissen (SP): De combinatie van de lastenverzwaring van 3,6 mln euro en de lage lonen zorgt bij die mensen voor ellende. Lage lonen, ja zeker, want de hoge inflatie ten gevolge van met name de euro — of zeg maar rustig “duro”; in Duitsland wordt die al “Teuro” genoemd — zorgt ervoor dat de reële loonstijding bijna nul is. Kan de minister-president het Nederlandse volk uitleggen waarom de koningin er 4,5% bij krijgt, terwijl de vakbonden dat niet eens mogen vragen?
Wij hebben geen medelijden met al die zogenaamd zielige ondernemers die zeggen dat het zo ontzettend moeilijk te hebben met hun concurrentiepositie. Ik heb ze daar nooit bezorgd over gehoord toen ze hun zakken vulden met jaarlijks een opslag van tussen de 10 en 15%. Het is nog geen jaar geleden dat de Economist intelligence unit Nederland uitriep tot het beste land ter wereld om te investeren.

Dat is precies een jaar geleden, want vandaag lezen wij in De Telegraaf dat Nederland weer bovenaan staat op de ranking. The Economist riep Nederland vorig jaar ook uit tot het land met het beste investeringsklimaat van 2003 tot 2006. Ondernemers moeten iets doen aan de lage groei van de arbeidsproductiviteit. Dat is een goede opmerking van de heer Wijnschenk. Ik geloof dat ook de heer Heinsbroek daarover gesproken heeft. Wij hebben in Nederland inderdaad een probleem met de arbeidsproductiviteit, veel meer dan met de hoogte van de salarissen. De arbeidsproductiviteit is voor Nederland namelijk al decennia een probleem. In het septembernummer van Economisch Statistische Berichten wijten hoogleraar Kleinknecht en zijn universitair docent Naastepad dit juist aan de loonmatiging in Nederland: “Loonmatiging heeft geleid tot een verkeerde economische positionering in sectoren met weinig toegevoegde waarde en geeft weinig prikkels tot arbeidsproductiviteitsstijging”. Mijnheer Heinsbroek, nu u weer, ook al is dat morgen.

De voorzitter: Maar dan wel via de minister-president, zoals u weet.

De heer Marijnissen (SP): Net als bij zijn voorgangers rolt het woord “loonmatiging” makkelijk uit de mond van de minister-president. Maar wat denkt hij van het woord “prijs-ma-ti-ging”? Dat is heel moeilijk uit te spreken voor hem, dat begrijp ik en ik spreek het daarom langzaam uit, maar prijsmatiging is wel fijner voor de bevolking. Die heeft na het schandalige euroflatie-gedrag van ondernemend Nederland gewoon recht op een “prijs-maat-re-gel”. Dat is weer zo’n moeilijk woord, maar het is even zinvol.
De minister-president heeft de horeca inmiddels op het matje geroepen over de euroflatie, maar wat heeft hij gezegd? Heeft hij gedreigd dat hij geen druppel meer drinkt tot een pilsje weer te betalen is? Hielp dat? Ik ben bang van niet. Mijn idee: als zij de prijs kunnen verhogen, dan kunnen zij hem ook verlagen, zo zeg ik tegen de minister-president en de minister van Financiën. Doen dus, mijnheer Hoogervorst, die prijsmaatregel, dan krijgt u van de SP-fractie een kratje bier naar keuze.

Over euro’s gesproken. Het afschaffen van het spaarloon gaat drie miljoen Nederlanders zo’n 300 euro per jaar kosten. Sparen voor later wordt door dit kabinet niet gestimuleerd, maar grote schulden maken bij de banken via de onbeperkte hypotheekrenteaftrek wel. Is dat niet wrang voor een minister-president die zelf toch afkomstig is uit een milieu waarin spaarzaamheid ooit een deugd was en zelfs tot de waarden en normen behoorde? Wij vinden in elk geval dat het spaarloon niet mag worden afgeschaft, maar het moet wel eerlijker worden geregeld, want nu geldt immers: hoe hoger het inkomen, hoe groter het voordeel. Beter is dat iedereen evenveel belastingaftrek krijgt. Daar moet ook een oud-vakbondsman het mee eens zijn. Waarom doet u dat dan niet, mijnheer De Geus?
Nog heel even naar het buitenland, dat eigenlijk al bijna binnenland is, Europa dus.

De voorzitter: Daar hebt u inderdaad heel even voor, want u bent al over uw tijd heen. U krijgt nog drie minuten.

De heer Marijnissen (SP): Na Portugal zitten nu ook Duitsland, Frankrijk en Italië in de budgettaire problemen. Hun tekorten overschrijden de Europese regels. Komen er nu boetes, zo vraag ik de minister-president? Krijgen die landen bijvoorbeeld geen structuurfondsgelden meer? Het is namelijk van tweeën één: of het stabiliteitspact is dood en dan kan het dus op geen enkele manier een rechtvaardiging vormen voor niet willen investeren, omdat daardoor de tekorten oplopen en daarmee de staatsschuld wordt verhoogd, of het is een serieuze afspraak en dan moet de minister-president nu namens Nederland moord en brand schreeuwen. Wat meer duidelijkheid en daadkracht van het kabinet zou dus op zijn plaats zijn.

Het volk lijkt niet erg tevreden over het kabinet, zo blijkt uit recente opiniecijfers en het groeiend maatschappelijk protest. Het blijkt ook uit het nieuwste rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Volgens drie op de vier mensen zijn de inkomensverschillen in Nederland te groot. Bijna twee van de drie Nederlanders vinden de huidige bijstand gelijkstaan aan armoede. Dat lijkt mij toch een uitnodiging aan de minister-president om daar eens op in te gaan.

De onvrede blijkt ook uit de reacties op onze prijsvraag “geef het kabinet een naam”. Hoewel kabinet? “Kabinet-niet” noemt iemand de club van Balkenende. Met “cabaret-Balkenende” bespot een ander de voorstelling van de eerste maanden, waarin de ene proefballon nog niet was leeggelopen of neergeknald door de minister-president, of de volgende alweer werd opgelaten.

Eigenlijk is het meest opvallende kenmerk van dit kabinet dat een vastomlijnde gedachte ontbreekt. Het is, met dank aan de inzender, een kabinet van spruitjes, pindakaas en kaviaar. Probeer maar eens een restaurant te vinden dat dit op de menukaart heeft! Het zijn zulke verschillende ideologieën en stijlen die in één kabinet verenigd moeten worden dat het meer lijkt, zo schrijft een ander, op een Hofvijver kikkerorkest. Het is een kabinet dat zich niet wil bedienen van een poldermodel, maar van het koldermodel.
Voorzitter. Wij hebben duizenden reacties gehad. Iedereen die er kennis van wil nemen, kan terecht op www.sp.nl. Ik ga ze niet allemaal opsommen, want dat zou veel te lang duren en die tijd gunt u mij, terecht, niet. Een paar suggesties wil ik hier toch nog noemen. Ik zal afsluiten met wat het meest genoemd is.

Dit kabinet kreeg bijvoorbeeld de naam kabinet SnelWeg, Haagse bluf of NHC — nieuwe Haagse comedie — Zwalkenende of kabinet averechts. Afgetekend op nummer een en veruit het meest genoemd, is kabinet Balkenbrij. De minister-president moet er maar mee doen wat hij wil.
Ik had graag een kabinet gehad met een begroting waarvan ik kon zeggen: het is niet mijn kabinet, maar het pakt wel aan, het houdt van duidelijkheid. Ik had dan kunnen zeggen: kom op, wij geven dit kabinet een kans. U bent, minister-president, echter niet duidelijk en u pakt niet aan. Dat vinden wij en ook steeds meer anderen. De mensen met een Melkertbaan zijn al in actie. Vandaag ligt het onderwijs een uur plat. De AbvaKabo beraadt zich op acties, omdat men 2,5% loonsverhoging voor de ambtenaren veel te weinig vindt. Ook FNV en CNV wijzen de kabinetsplannen af. De verpleegkundigen idem dito. In Kerend Tij zijn verontruste burgers aan de slag en de natuur- en milieubeweging begint zich te roeren.

Voorzitter. Dit kabinet zegt te maken te hebben met economische tegenwind. Ik voorspel u dat het vooral te maken zal krijgen met maatschappelijke tegenwind. U had het al gedacht: wij zullen stevig meeblazen, hier binnen, maar ook buiten.

De voorzitter schorst de vergadering.

Tweede termijn, uitgesproken door Jan Marijnissen op donderdag 19 september 2002.

Ik heb in de discussie van vandaag en gisteren, in ieder geval met een van de coalitiepartijen, er het zwijgen toe gedaan. Ik voelde mij er toch een beetje ongemakkelijk bij. Dat beeld is bevestigd. De inkijk die ons een minuut geleden is gegund in de verhoudingen binnen de coalitie, is buitengewoon onthullend. Ik geef het de minister-president te doen om dit allemaal tot een goed eind te brengen.
Anders dan in het debat over de regeringsverklaring, waarin de minister-president dacht zich er met een jantje-van-leiden van af te kunnen maken, heeft hij vandaag echt zijn best gedaan, vind ik. Daar wil ik hem hartelijk voor bedanken. Dat heb ik niet vaak gedaan aan het adres van bewindslieden die de vragen van de Kamer beantwoordden, want ze doen gewoon hun werk, maar in dit geval wil ik een uitzondering maken. Er moet nog veel uitgewerkt worden. We krijgen nog veel nota’s en er moet nog veel worden nagedacht. Vaak wordt gezegd “we weten het nog niet”, maar al met al gaat deze minister-president de discussie niet uit de weg. Dat is winst voor de democratie en dat komt de doorzichtigheid van de politiek ten goede. Dat mag worden opgevat als een compliment. Ik heb het wel eens anders meegemaakt. Als een minister-president er nadrukkelijk op wijst dat de oppositie ook rechten heeft en dat de rechten van de minderheden in de politiek gerespecteerd moeten worden — hij behoorde immers in de vorige periode ook tot de minderheid — klinkt mij dat als muziek in de oren.

Dan kom ik op de inhoud. Dat is een ander verhaal. Ik ga eerst in op de waarden en normen. Ik heb moeten vaststellen dat de minister-president niet is ingegaan op mijn expliciete vraag hoe het nou zit met de waarden van dit kabinet. Indachtig het debat over de regeringsverklaring, heb ik hem toen zelfs gevraagd even mee te schrijven. Hoe zit het met de waarden van het kabinet bij zaken zoals het vergroten van de inkomensverschillen, het openbaar vervoer en de verwaarlozing daarvan, het leggen van de schuld voor de mislukte integratie bij de immigranten, het afknijpen van de publieke sector, maar wel een JSF aanschaffen, enz, enz.? Ik wil hier eigenlijk mee zeggen dat het zo ietwat gratuit is om te spreken over waarden en normen. Het kabinet spreekt over waarden en normen niet topdown, maar laat het volk spreken omdat het echt wel weet wat waarden zijn. Daar ben ik het mee eens, maar als dit tegelijkertijd het alibi wordt om niet te expliciteren waar het in het kabinetsbeleid om de waarden gaat, wordt het allemaal wel wat goedkoop.

Als het alleen maar een appèl is aan de burger dat hij zich netjes moet gedragen en moet opstaan in de tram, dan vind ik dat okay, maar naar mijn mening zou het kabinet impliciet en expliciet moeten etaleren hoe zijn waarden worden omgezet in beleid. Het kabinet moet aan de bevolking uitleggen: dit doen wij nu en wel om deze reden. Op die manier krijgt het enig effect op de samenleving, omdat ik inderdaad van mening ben dat wij holle retoriek moeten vermijden, maar er alles aan moeten doen om moreel leiderschap ook in de politiek te introduceren.
Desgevraagd gaf de minister-president de heer Rosenmöller en mij gelijk dat waarden ook voor de politiek gelden. Dat is het enige wat hij gezegd heeft en dat is nogal vanzelfsprekend. Ik herhaal dat het niet kan blijven bij de opmerking dat het kabinet geen voorstander is van top down, maar het volk aan het woord wil laten, zodat men er op die manier wel uitkomt. Dat is echt te mager.
Ik kom te spreken over de zorg. Ik ben blij met de expliciete toezegging van het kabinet dat het tweedeling wil voorkomen, zowel in de verzekering als in het aanbod. Dat is een goeie zaak. Wij moeten het afwachten. De nota krijgen wij vlak voor de begrotingsbehandeling, maar deze toezegging heeft de Kamer alvast binnen.

Er is echter veel meer, bijvoorbeeld de kwestie rond de financiën. Wij hebben echt nog geen opheldering over de vraag hoe het zit met de verhouding tussen de uitspraak van Bomhoff over recht op zorg en Hoogervorst die beklemtoonde dat hij het uitgavenkader te allen tijde wil handhaven. Ik heb ook nog geen expliciet antwoord gehad op mijn vraag over de kwalitatieve kant van de zorg. Bij de behandeling van de begroting komen wij daar nog wel verder over te spreken. Wij spreken veel over de kwantiteit. Het terugdringen van de wachtlijsten is ook erg belangrijk, maar van de kwaliteit van de zorg, vooral de ouderzorg en de gehandicaptenzorg, hebben wij nog te weinig gezien. Daarnaast hebben wij nog een appeltje te schillen met dit kabinet over het ziektekostenstelsel, de eigen bijdrage, de eigen risico’s en dergelijke.
Aansluitend bij hetgeen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gezegd heeft in de media, leg ik de Kamer een uitspraak voor over het recht op tijdige behandeling, zeker bij levensbedreigende ziekten. De motie luidt als volgt.

De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat maximale wachttijden, vastgesteld in richtlijnen, voor levensbedreigende ziekten regelmatig worden overschredenvan mening dat de gevolgen zeer ernstig en daarmee onacceptabel kunnen zijn;
verzoekt de regering, met voorstellen te komen om de maximale wachttijden wettelijk vast te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.

Mijn volgende onderwerp betreft de veiligheid. Ik zeg het maar recht uit het hart. De SP-fractie heeft zich de afgelopen maanden ernstig zorgen gemaakt over het klimaat waarin het debat over het strafrecht in Nederland plaatsvindt. Wij hebben dat in dit debat niet helemaal willen uitwerken. Wij komen daar zeker met de minister van Justitie zeer nadrukkelijk over te spreken. Ik denk niet alleen aan twee mensen in een cel, maar ook aan allerlei ideetjes die geopperd worden, zoals het opheffen van het zwijgrecht van een verdachte. Krijgen wij dan een spreekplicht? Hoever zijn wij dan nog van martelen af? Ik maak mij ernstig zorgen. Ik hoorde gisteren iemand een pleidooi houden voor de doodstraf, nota bene een hoogleraar aan de Erasmus-universiteit. Mijn fractie maakt zich ernstig zorgen over het klimaat waarin dit soort dingen gebeurt. Om die reden willen wij heel graag met de nieuwe minister van Justitie, de heer Donner, praten over dat strafrecht. Hij heeft aangekondigd daarover te willen debatteren met de Kamer. Ons kan hij elk moment van de dag daarvoor roepen.

De voorzitter: Het is de gewoonte dat u de minister roept.

De heer Marijnissen (SP): Okay, maar ik neem aan dat hij waarmaakt wat hij heeft gezegd, namelijk dat hij een debat wil en dus met voorstellen zal komen.
Ik dank de minister-president voor diens expliciete toezegging inzake preventie. In zijn aanvankelijke betoog stond daar hoegenaamd niets over. Na een interruptiedebatje zei hij preventie, het voorkomen van criminaliteit, van wezenlijk belang te vinden. Wij wachten de voorstellen van het kabinet dienaangaande met spanning af. Dat geldt ook voor de heroriëntatie van minister Donner op het strafrecht.

Omdat ik zeer hecht aan preventie, leg ik de Kamer een motie voor die betrekking heeft op de maatschappelijke opvang en de vrouwenopvang. Met name de maatschappelijke opvang heeft heel veel raakvlakken met de criminaliteit en dus de veiligheid. De motie luidt als volgt.

De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aantal mensen dat een beroep doet op de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang toeneemt;
constaterende dat in de organisaties voor de maatschappelijke opvang sprake is van personeelstekorten, een te hoge werkdruk en een toename van de onveiligheid;
overwegende dat er meer gedaan moet worden aan preventie, nazorg en sociale reïntegratie;
verzoekt de regering in 2003 €25 mln toe te voegen aan de middelen voor de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang,
en gaat over tot de orde van de dag.

Voor wie het nog niet weet: maatschappelijke opvang is de opvang van daklozen. Dat zijn de mensen die het allemaal niet meer voor elkaar kunnen krijgen, op welke manier dan ook. Het zijn de mensen die eruit geduwd of eruit gevallen zijn. De organisaties die deze mensen namens ons allemaal opvangen, zeggen de zorg voor deze mensen graag te willen verbeteren. Zij willen deze mensen perspectief bieden. Dat kost dit kabinet niet meer dan 25 mln euro. Voorzitter, waar praten wij dan over?

Over het inkomensbeleid zijn reeds twee moties ingediend, door de heer Rosenmöller en door mevrouw Van Nieuwenhoven, die de steun van mijn fractie hebben. Ik zal er geen derde motie aan toevoegen. Ik wil er wel iets over zeggen. Ik weet niet of ik het kan zeggen. Ik vind het echter asociaal. De minister-president heeft een unieke kans laten lopen om een streep te trekken. De minister-president had moeten zeggen: er is een armoedeprobleem in het land, er zijn een miljoen huishoudens op of onder de armoedegrens en wij hebben 360.000 kinderen die opgroeien in armoede. Ik zal niet refereren aan de christelijke achtergrond van de minister-president, maar hij had een streep kunnen trekken. Hij had tegen de VVD en de LPF moeten zeggen: luister eens, dit is een brug te ver en wij blijven met onze vingers af van die mensen. Wij zorgen ervoor dat deze mensen hun koopkracht behouden. Daarmee had hij een signaal afgegeven en had de minister-president bij ons wat dat betreft enig krediet gekregen. Wat hij nu doet, is asociaal en kan niet. Wij steunen daarom van harte de moties die hierover zijn ingediend.

Ik kom bij de integratie. Wij hebben een minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Mijn fractie vindt dat een foute benadering. Er is reeds te zien dat minister Nawijn voor 99% in de publiciteit komt met betrekking tot de vermindering van de instroom. Ik heb hem nog maar amper horen spreken over de integratie. Ik heb het niet gezien in de stukken. Daar is ook sprake van die wanverhouding, net als in het betoog van de minister-president. Misschien is het een verkeerde prioriteitstelling. Misschien is het een gebrek aan ideeën. Het staat echter vast dat de minister-president liever niet meer herinnerd wordt aan de uitspraken in het schoolblad van de CNV. Hij zegt daarin: eigenlijk zouden scholen maximaal 20% aan allochtonen moeten hebben. Hij zegt daarin ook, uitgaande van het principe van scholen als buurtscholen, bereid te zijn eventueel de vestigingspolitiek ter discussie te stellen. Ik heb de quotes bij me. Ik kan de minister-president ermee confronteren. Ik ga daar nu niet verder op in. Ik stel vast dat er sprake is van een ideeënarmoede. Zoals bekend heeft mijn fractie er al vele malen op aangedrongen dat de Kamer een parlementair onderzoek moet houden naar de vraag hoe de miljarden die geïnvesteerd zijn in de integratiepolitiek zijn besteed. Die hebben immers buitengewoon weinig opgeleverd. Er is een nieuwe regering, die of de verkeerde prioriteiten stelt of te weinig ideeën heeft. Er is een nieuwe Kamer, die mogelijk fris wil aankijken tegen dit idee van de SP.

De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het integratiebeleid tot nu toe onvoldoende geslaagd is;
van mening dat het gewenst is te onderzoeken welke oorzaken daaraan ten grondslag liggen;
van mening dat een dergelijk onderzoek de bouwstenen kan aandragen voor een nieuw te formuleren beleid;
besluit tot het instellen van een parlementair onderzoek naar het gevoerde integratiebeleid,
en gaat over tot de orde van de dag.

Ik heb nog twee punten.
Ik ben geschokt door de mening van de Nederlandse regering over Irak. Ik steek dat niet onder stoelen of banken. Ik doel op de mening dat de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk geen VN-resolutie nodig zouden hebben om een oorlog te beginnen in het Midden-Oosten. Een veto van een of meerdere landen in de VN kan ons niet tegenhouden het noodzakelijke te doen respectievelijk te steunen, zei de minister-president. Mij schokt dat, temeer omdat ons land niet alleen de thuisbasis is van het internationaal recht, maar omdat Nederland altijd gezegd heeft dat de internationale rechtsorde ons aan het hart gaat. Het staat ook in onze Grondwet. Ik snap werkelijk niet hoe het kan dat de minister van Buitenlandse Zaken bij de Verenigde Naties zegt dat het mooi is dat de VS naar de Veiligheidsraad gaat, maar dat als de Veiligheidsraad “nee” zegt het noodzakelijke moet gebeuren en Nederland achter de Verenigde Staten blijft staan. Een “slip of the tongue”? De minister-president heeft het vandaag echter herhaald.

De Verenigde Staten hebben hun oorlogszuchtige taal aan het adres van Irak gerechtvaardigd met eerst: wij hebben het recht ons te verdedigen na 11 september; daarna: de VN-inspecteurs moeten erin; vervolgens: de massavernietigingswapens moeten weg, en vervolgens daarna: het regime moet weg. Ik vraag de minister-president welke van deze vier casi belli voor hem reden is of zijn om te zeggen: oké, dan maar eventueel zonder een mandaat, zonder een expliciete resolutie van de Veiligheidsraad. Ik snap het werkelijk niet. Ik vind het onbegrijpelijk en het staat ook niet in de Nederlandse traditie.

Ik kom nu tot de politieke afronding. Wij moeten blijkbaar nog op veel punten de nadere voorstellen van het kabinet afwachten, maar de grote lijnen zijn inmiddels duidelijk. Mijn fractie is van oordeel dat het een en ander een gemiste kans is. Daar waar hoop en vertrouwen hadden kunnen worden geboden ondanks de slechte economische vooruitzichten, heeft het kabinet besloten de eerste weg rechts te kiezen, waar de SP had besloten de eerste weg links te kiezen. Het volk koos voor Balkenbrij. Ik zal maar bekennen: ik lust het rauw. Met betrekking tot die pindakaas moet ik zeggen: daar zit wat in. U weet waarmee Evert van Benthem twee Elfstedentochten heeft gewonnen. De kracht daarvan gevoegd bij de vitaminen van de tomaten die op 15 mei zijn geoogst, maakt dat deze oppositie er in ieder geval blakend van zelfvertrouwen op staat.

Opties voor delen:
  • NuJIJ
  • eKudos
  • del.icio.us
  • Digg
  • Google Bookmarks
  • email

Reacties uitgeschakeld