Bijdrage Algemene politieke beschouwingen
19 en 20 september 2001
Eerste termijn
De heer Marijnissen (SP): Mevrouw de voorzitter. Afgelopen vrijdag 12.00 uur. Mijn straat, mijn stad, het hele land, heel Europa was drie minuten stil. De eensgezindheid over de veroordeling van de aanslagen op duizenden onschuldige, niets vermoedende Amerikaanse burgers werd zo op waardige wijze getoond. Wij stonden allemaal stil, letterlijk en figuurlijk, bij wat ons allen bindt, namelijk onze weerzin, onze afschuw over wat er vorige week in New York, Washington en Pittsburgh is gebeurd. Deze getoonde saamhorigheid zou eigenlijk geen uitzondering moeten zijn, maar regel. De ramp van de elfde september heeft laten zien hoe kwetsbaar, wondbaar ieder van ons is op deze wereld die kleiner en kleiner wordt. Al zijn wij met 6 miljard mensen en kent de aarde een gigantisch oppervlak, door de voortschrijdende technologie die een snelle en goede nieuwsvoorziening mogelijk maakt, ontstaat er bij zo’n ramp een bijzonder gevoel van lotsverbondenheid. Wij zijn elkaars buren geworden. Wat bij de een gebeurt, raakt onmiddellijk de ander. Of wij het nu willen of niet, wij zijn letterlijk wereldburgers geworden. Hoe negatief de aanleiding voor deze overpeinzing ook mag zijn, zij lijkt mij daarom niet minder waardevol. Zou er een moment komen waarop wij ons in gelijke mate het lot van alle slachtoffers van terreur, onderdrukking en uitbuiting aantrekken, ongeacht nationaliteit, ras of religie? Zou er een moment komen waarop wij ons verontwaardigd kunnen tonen over elke vorm van onrecht, ongeacht waar het toeslaat en wie het treft? Zouden wij een wereld kunnen bouwen waarin de waardigheid van elk individu gerespecteerd zal worden en recht gedaan wordt aan de gelijkwaardigheid van alle mensen, een wereld waarin mensen in gelijke mate kunnen profiteren van welvaart en welzijn en waarin solidariteit een vanzelfsprekendheid is? Of is dit alles een illusie? Wie zal het zeggen, maar dan nog koester ik liever deze illusie, deze utopie dan te moeten leven met de gedachte dat elke dag een elfde september kan zijn, een dag die komt en weer voorbijgaat, wachtend op het volgende voorbeeld van schreeuwend onrecht. Ik wil optimistisch blijven over de toekomst en daarom wil ik niet cynisch, maar realistisch kijken naar het heden en de toekomst.
De ramp die de Verenigde Staten vorige week trof, heeft een momentum gecreëerd dat de wereld en met name de verantwoordelijke politici zouden moeten gebruiken voor een moment van bezinning en reflectie op de richting die de wereld opgaat. Waar komt het fundamentalisme, het fanatisme en de haat vandaan? Is er een relatie met langdurig bestaand onrecht? Is er een verband met de uitzichtloosheid voor velen? Al zal een direct oorzakelijk verband nooit kunnen worden aangetoond en zullen wij de gevolgen van de daden van zieke geesten nooit helemaal kunnen ontlopen, het besef dat wij wereldburgers zijn en dus allemaal verantwoordelijkheid dragen voor het welbevinden van alle andere wereldburgers, moet op zichzelf voldoende reden zijn voor de genoemde bezinning. Want paradoxaal genoeg: alhoewel onze financiële, economische en technische middelen rijker voorradig zijn dan ooit tevoren, worden de mondiale tegenstellingen alleen maar groter en groter. Twee voorbeelden. Het inkomensverschil tussen de 20% aan rijkste landen en de 20% aan armste landen steeg van een factor 30 in 1969 naar een factor 74 eind jaren negentig. Het aantal mensen dat moet leven van een dollar per dag is de laatste jaren gestegen van 1 miljard naar 1,2 miljard. Het ernstigste is nog wel dat er voor zovelen geen zichtbaar perspectief is op fundamentele verbetering van hun leven en hun kwaliteit van leven. Deze mensen leven in een totaal uitzichtloze omstandigheid. Hun dageraad wordt elke dag begeleid door het besef dat ook de nieuwe dag geen uitkomst zal brengen. Teleurstelling en frustratie staan op het dagelijkse menu van hun leven. Berusting en woede wisselen elkaar af. De georganiseerde woede leidt niet zelden tot conflicten en steeds vaker ook tot gewelddadige conflicten. De meest creatieve en de meest ambitieuze mensen zoeken hun heil in het rijke Westen, mits men de hindernissen kan nemen om zich toegang te verschaffen tot de hoorn van overvloed.
Terug naar vorige week. De ontzetting en de verontwaardiging over de moord op duizenden onschuldige, niets vermoedende mannen, vrouwen en kinderen, is groot. Het duivelse raffinement waarmee de aanslagen zijn gepleegd, heeft de wereld verbijsterd. Uit de loop van de gebeurtenissen van die elfde september blijkt dat het moeilijk, zo niet onmogelijk, is om onze samenleving absolute bescherming te bieden. Effectieve en sluitende wapening, letterlijk en figuurlijk, tegen deze vormen van terroristisch geweld is vrijwel een illusie. Naar de mening van de SP-fractie staat de wereldgemeenschap twee dingen te doen. Op de eerste plaats zullen de organisatoren, financiers en helpers van deze wandaad moeten worden opgespoord en berecht. Op de tweede plaats zullen terroristen moeten worden geïsoleerd. Deze opdracht is nog moeilijker dan de eerste. Het kan alleen door de voedingsbodem voor fanatisme en daaruit voortkomend terrorisme te bestrijden, door de tegenstellingen in de wereld te verkleinen en te maken dat alle mensen daadwerkelijk iets te verliezen hebben. Al eerder heeft mijn fractie respect geuit voor de wijze waarop de minister-president op zijn persconferentie, meteen na de aanslag, zijn leedwezen en solidariteit betuigde met het Amerikaanse volk. Mijn fractie heeft zich daar graag en volledig bij aangesloten. Hij riep anderzijds ook op tot een beheerste reactie. Hij sprak ”de vurige wens uit dat wij hier, maar ook het Amerikaanse volk, kans zien om met waardigheid op deze vernedering te reageren en op een wijze die recht doet aan de waarde die wij gezamenlijk in onze democratie vertegenwoordigen”. Ook bij deze opmerkingen sloot mijn fractie zich van harte aan. Immers, de vrees is niet ongegrond dat de aanslagen van vorige week het begin vormen van een nieuwe keten van ongekende vormen van terreur en vergelding. Dat is ook de reden dat mijn fractie geschrokken is van het woord ”oorlog” – dat eerst door president Bush en nu ook door onze eigen minister-president in de mond is genomen – als het opsporen en berechten van de verantwoordelijken voor de aanslagen wordt bedoeld. Ik heb van de andere kant van de oceaan inmiddels ook termen als ”de totale oorlog” en ”kruistochten” gehoord. Het gebruik van het woord oorlog roept onmiddellijk de vraag op: oorlog met wie? Met een bende terroristen, met een land, met een groep van landen of met een continent? Met een geloofsgemeenschap of met een etnische bevolkingsgroep, met een ideologie? Nu nog niet onomstotelijk vaststaat wie de verantwoordelijken zijn en nu bijgevolg ook nog niet duidelijk is wat de te volgen strategie zou moeten zijn om de verantwoordelijken aan te pakken, kan het uitroepen van een oorlog of zeggen dat ons een oorlog is verklaard, een eerstvolgende stap zijn in het escalatieproces waar velen terecht zo bevreesd voor zijn. Als terroristen angst willen zaaien door middel van georganiseerd geweld, gericht tegen burgers, moeten wij voorkomen dat zij hun zin krijgen. Koste wat kost moet voorkomen worden dat de wereld in een crisis gestort wordt die op termijn een bedreiging kan vormen voor de wereldvrede en nog meer onschuldig bloed kan doen vloeien. Wat zijn de implicaties van het activeren van artikel 5 van het NAVO-verdrag? Wat is de rol van de VN in deze oorlog tegen het terrorisme? Waar zal die oorlog uit bestaan? Waarom is er, nu wij volgens de minister-president in oorlog zijn, zo weinig aandacht geweest voor die oorlog en het dreigende geweld in de troonrede die wij gisteren aanhoorden?
Het is al vaker gezegd: beschaving is een wankel bruggetje over het ravijn van de barbarij. Het is onze zaak te blijven vechten voor het behoud van die brug, hier en elders op de wereld, door de strijd aan te binden met geweld, agressie en onrecht. Naar mijn mening is het daarom een vergissing om de aanslagen in de Verenigde Staten te bestempelen als een daad van agressie tegen alleen de westerse wereld. Het is een daad van agressie tegen alle mensen die menselijke waardigheid en verdraagzaamheid hoog in het vaandel voeren, of zij nu in Amerika wonen of in Nederland, in Israël of Egypte, in Soedan of Zuid-Afrika; of zij nu christen zijn of moslim, atheïst of boeddhist. Wij moeten de verontwaardiging niet exclusief voor onszelf claimen en anderen daarmee, gewild of ongewild, buitensluiten. Ook in de troonrede werd heel nadrukkelijk gesproken over ”onze fundamentele waarden” en dat ”onze” werd niet nader ingevuld. Terecht zei dominee Van der Leer afgelopen zaterdag bij de landelijke herdenkingsdienst in de Dom van Utrecht: ”Laat ons beseffen dat de scheidslijn tussen goed en kwaad niet loopt tussen christen en moslim”. Graag voeg ik daar op eigen titel aan toe: ook niet tussen het Westen en de rest van de wereld. In de klas van mijn dochter hielden de kinderen vrijdag geen drie, maar vier minuten stilte. Zij deden dat op eigen initiatief: drie minuten voor de doden in Amerika en één minuut voor alle andere slachtoffers van agressie en geweld. In de getoonde eensgezindheid en de afschuw over de aanslagen in de VS ligt iets heel positiefs besloten: de bereidheid te staan voor menselijkheid, oprechtheid en de wil in vrede samen te leven. Het is de moeite waard om die waarden eensgezind vast te houden en neer te doen slaan in concreet beleid.
Tweede termijn
De heer Marijnissen (SP): Voorzitter. Luisterend naar de minister-president in eerste termijn over de gevolgen van de ramp van vorige week in Amerika bekroop mij het gevoel dat hij niet alleen het bewustzijn onder de Nederlanders wilde bevorderen dat solidariteit meer is dan een woord, maar ook dat die solidariteit wel eens heel snel en met actieve betrokkenheid van Nederland in daden kan omslaan. Hij zei dat dit de komende uren kan gebeuren of de komende dagen, de komende weken of de komende maanden. Ik kreeg echter de indruk dat er iets aanstaande is. De minister-president schetste drie scenario’s volgens welke een reactie door de westerse wereld vorm zou kunnen krijgen: door de Verenigde Staten alleen, binnen NAVO-verband of in een soort gelegenheidscoalitie. Kan de minister-president mij zeggen wat de voorkeur heeft van de Nederlandse regering? Welke van de drie opties vindt zij in dezen verstandig? De minister-president heeft vrij expliciet gezegd dat als in NAVO-kader wordt gereageerd, artikel 100 van de Grondwet niet van toepassing zou zijn. Kan hij daarover wat meer helderheid scheppen? Net als de heer Rosenmöller hebben ook wij het een en ander uitgepluisd, maar wij vinden nergens aanwijzingen die duiden op de interpretatie van de minister-president. De kern van de zaak is de steun aan de Verenigde Staten. De minister-president heeft in zijn mondelinge verklaring vorige week in deze Kamer gezegd dat die steun zal bestaan uit alle mogelijke middelen, dus ook militaire. In abstracto kun je dat zeggen, maar niemand kan op dit moment overzien wat precies de implicaties zullen zijn van die uitspraak, zoals wij evenmin de implicaties van de activering van artikel 5 van het NAVO-verdrag kunnen overzien. Ik las vandaag in Trouw dat de minister van Buitenlandse Zaken Van Aartsen wederom refereert aan een eerdere uitspraak van minister van Defensie De Grave, namelijk dat er geen blanco cheque is afgegeven aan de Verenigde Staten door de activering van artikel 5. Minister Van Aartsen schaart zich achter die uitspraak. Wil de minister-president reageren op deze herhaalde uitspraak en het gebruik van deze kwalificatie? Mijn fractie is van mening dat als het dermate wezenlijke zaken betreft met mogelijke ernstige consequenties het motto ”baas in eigen huis” te allen tijde zal moeten gelden.
Een volgend punt betreft het gebruik van de terminologie. Ik bedoel met name de term ”het internationaal terrorisme”. Kan de minister-president mij zeggen watwij onder die term moeten verstaan? Iedereen probeert te detecteren wie verantwoordelijk is voor hetgeen vorige week is gebeurd in de Verenigde Staten. Je spreekt dan echter over de daders van de aanslagen. Steeds vaker wordt gesproken over hét internationaal terrorisme. De minister van defensie Rumsfeld van de Verenigde Staten heeft een indicatie gegeven door te zeggen dat zo’n 60 landen daarbij zijn betrokken. In dit stadium lijkt het mij alleszins op zijn plaats om te vragen wat naar de mening van de minister-president de inhoud is van de aangekondigde war on terrorism. Overigens gebruik ik met opzet de Engelse benaming, omdat de minister-president wat betreft het gebruik van het woord ”oorlog” en de verwarring die daarover is ontstaan, voldoende opheldering heeft verschaft. De vrees bestaat ook bij mij dat als het gevoel voor proportionaliteit uit het oog verloren wordt, er een autonoom proces kan ontstaan waarbij de omvang en de intensiteit van het geweld wereldwijd wel eens totaal uit de hand kunnen lopen en onbeheersbaar worden. Mijn vraag aan de minister-president is hoe hij dit ziet.
Zijn er na het besluit van de NAVO om artikel 5 te activeren reeds consultaties geweest van de Nederlandse regering? Iedereen heeft Kosovo en de evaluatie op dit vlak door de regering vers in het geheugen liggen. Daaruit bleek dat het allemaal moeizaam is verlopen. Ik doel nu even niet op gesprekken tussen de minister van Buitenlandse Zaken en Colin Powell. Ik doel op consultaties, gericht op wat er in de toekomst moet gebeuren en wat daarbij de mogelijke rol van Nederland kan zijn. De minister-president vroeg aandacht voor de vluchtelingen in Pakistan. Dat is alleszins terecht. Dat zou ook twee weken geleden alleszins terecht zijn geweest. Laten wij ons realiseren dat er 2 miljoen Afghanen opgevangen worden in Pakistan, een arm land. Dat werpt een ander licht op wat de heer Dijkstal zo-even over het asielvraagstuk heeft gezegd. Wij moeten de proporties goed in de gaten blijven houden. Mag ik echter uit de woorden van de minister-president afleiden dat Afghanistan inmiddels ook het verklaarde doel is? Anders komt zijn opmerking wat in de lucht te hangen. Als dit zo is, dringen zich concrete vragen op over artikel 5 van het NAVO-verdrag en artikel 100 van de Grondwet. In beide artikelen wordt expliciet gesproken over de internationale rechtsorde. Als er sprake is van een belangrijke mobilisatie richting Afghanistan, vraag ik mij af of de minister-president het denkbaar acht dat de internationale gemeenschap, lees: de Verenigde Staten, de NAVO-landen en Nederland, zou besluiten tot een interventie in Afghanistan. Is dat nog te rijmen met de terminologie in beide artikelen, namelijk dat het dient te gaan om de internationale rechtsorde? Het gaat daarmee over het vraagstuk van de proportionaliteit. Wij zullen daarover nog vaak spreken.
Ik was overigens teleurgesteld in de minister-president wat betreft de schamele woorden die hij heeft gesproken over de voedingsbodem van het terrorisme. Terecht gaat het om een concrete agenda omdat er sprake is van een acute situatie. De verantwoordelijken moeten worden opgespoord en gestraft. Ik nodig de minister-president uit, in tweede termijn wat uitvoeriger stil te staan bij het verband van de voedingsbodems en het gebrek aan wederzijds respect, dat kan cumuleren in fanatisme en uiteindelijk in terrorisme. De laatste beschouwingen voor de verkiezingen van volgend jaar staan niet alleen in het teken van de ramp in de Verenigde Staten, maar ook in het teken van de erfenis van Paars. Wat hebben ons de zeven jaar regering van Partij van de Arbeid, VVD en D66 gebracht? De betrokkenen wijzen ons vooral op de successen: de economische groei en de daaruit voortgekomen banengroei. Ik gun iedereen zijn succes, maar wij moeten ook niet overdrijven. Terecht merkte de minister van Financiën onlangs op dat hij vooral geluk heeft gehad. Hij doelde op de snel groeiende wereldeconomie. Ik geef toe dat de Hoofdlijnen van het regeringsbeleid dit ook met zoveel woorden stelt. Het is inderdaad zo dat als het vloed wordt, alle scheepjes omhoog gaan en dus ook ons bootje. Ook al gaat het om vaak kleine baantjes, ons land heeft in de laatste jaren een groei van 1,25 miljoen banen te zien gegeven. De economische groei was fors en lag ver boven de verwachtingen van Paars 2. Het financieringstekort is verdwenen en de staatsschuld gedaald.
Wat staat er nog meer in het testament van Paars? In de afgelopen zeven jaar is zo’n 30 mld aan lastenverlichting aan burgers en bedrijven gegund. Zo organiseerde in mijn visie Paars haar eigen armoede door middel van de Zalmnorm, die in de loop van de tijd steeds meer een Zalmnet werd voor hen die wilden investeren in plaats van lasten verlichten. Ons land staat volgens de Economist intelligence unit voor de komende vijf jaar te boek als het land met het beste klimaat voor buitenlandse investeerders. Toch wil het kabinet weer eens 500 mln over de balk gooien in de vorm van een douceurtje door de vennootschapsbelasting met een half procentpunt te verlagen. In het Human development report staat ons land als het gaat om de inkomensgelijkheid op de 21ste plaats. Wij zijn gedaald. Dat hoeft niemand te verbazen als je weet dat in twintig jaar het aantal miljonairs zich heeft vertienvoudigd. Het zal ook niemand verbazen die heeft gezien hoe de top van het bedrijfsleven zich jaarlijks een loonstijging gunt die het drie- tot viervoudige is van wat de werknemers er jaarlijks bij krijgen. Ook bij de pensioenfondsen kunnen ze er inmiddels wat van. Het ABP geeft de opvolger van voorzitter De Vries, Brinkman, 25% meer. Ook in de zorg – dat gaat mij zeer aan het hart – zien wij dat de top zich steeds meer richt naar wat in het bedrijfsleven normaal is en dat men steeds minder gedreven wordt door solidariteit met de mensen die binnen het eigen bedrijf het echte werk doen. Op de lijst van de OESO-landen staan wij qua onderwijsuitgaven op de 25ste plaats. Dat is, op Turkije na, de laagste plaats. Toen Paars aantrad, stonden wij hoger. Op het gebied van de sociale volkshuisvesting zijn wij binnen Europa een hekkensluiter. Eens stonden wij in de top tien.
Tot zover de kille cijfers; nu de werkelijkheid van alledag voor de gemiddelde burger van dit land. Laten wij eens kijken of er sprake is van betonrot. De commissaris van politie van Amsterdam klaagde onlangs over tweedeling in de veiligheid. Hij ziet dat er wijken ontstaan waar het niet meer mogelijk is de veiligheid te garanderen. Dat probleem doet zich inmiddels in heel het land voor. In de rijke wijken, dorpen en steden hebben de bewoners daar ook al een antwoord op gevonden: particuliere bewaking. Voor de bewoners van Spangen is dat helaas niet weggelegd. Dezelfde hoofdcommissaris doet ook zijn beklag over het feit dat de politie meer en meer het putje wordt waar alle maatschappelijke problemen naartoe stromen. Hij beklaagt zich erover dat er in de daklozenopvang geen ruimte is en dat de hulpverlening voor deze mensen tekortschiet. Eén hulpverlener voor 50 mensen is veel te weinig. De maatschappelijke opvang verkeert in grote financiële nood. Het kabinet komt met 10 mln over de brug in de begroting; de sector vraagt 165 mln. Ik krijg graag een reactie van de minister-president hierop. Ik overweeg in derde termijn hierover een motie in te dienen. Over daklozen gesproken: hun aantal is onder Paars verder toegenomen. Met name het feit dat het aantal kinderen – inmiddels 16% van de nieuwe daklozen – fors toeneemt, is schrijnend. ”Geldtekort bedreigt rechtsstaat” kopte Het Financiële Dagblad. De Orde van advocaten zegt in het stuk dat de behoefte aan rechtshulp groeit, maar dat het aanbod snel afneemt. De uurvergoedingen zijn laag, met als gevolg dat veel advocaten hun heil zoeken in de particuliere sector. Het kabinet weigert een motie van de Kamer, die stelt dat de uurvergoeding naar ƒ 210 moet, uit te voeren. Het kabinet komt met ƒ 183 per uur over de brug. Ook op dit punt overweeg ik in volgende termijn een motie in te dienen als het kabinet bij monde van de minister-president niet met een ander verhaal komt. Over vergoedingen gesproken: Paars heeft ook de huisartsen op straat gekregen om te demonstreren voor hogere vergoedingen. Wat is het voor land waarin nota bene huisartsen de straat op moeten gaan om een toereikende vergoeding te krijgen? Het is het land, waarin de regering de huisarts ziet als de poortwachter voor de gehele zorg. De zorg is waarschijnlijk het grootste zorgenkindje van Paars. Een oudere mevrouw breekt haar heup. Een medewerker van het ziekenhuis in de buurt, dat helemaal vol ligt, is vijf uur aan het bellen om een andere plaats te vinden voor mevrouw. Vroeger stond ons land in de topdrie van landen met de beste zorg; inmiddels zijn wij uit de toptien weggezakt. Volle wachtlijsten zijn er overal, niet alleen voor opname en behandeling in ziekenhuizen: 115.000 mensen. In de geestelijke gezondheidszorg moet gewacht worden: 72.000 mensen, Ook gehandicapten moeten wachten: 15.000 mensen. Mensen die ons land hebben opgebouwd moeten ook wachten: 82.000 mensen krijgen niet de zorg waar zij recht op hebben. Soms wordt er gezegd dat het niet ligt aan het feit dat het kabinet te weinig geld voteert voor deze sector. Dat is raar. Triomfantelijk meldde minister Borst onlangs dat de wachtlijsten voor thuiszorg in sommige gebieden waren verkort. Gevraagd naar de reden zei de minister: ”Wij hebben er ook heel veel in geïnvesteerd.” Het verband tussen investeren en het oplossen van problemen lijkt mij hiermee aangetoond. Dat geld wel degelijk nog het probleem kan zijn, blijkt ook uit de brandbrief van de GGZ. Deze sector heeft investeringen gedaan op basis van de door het ministerie zelf goedgekeurde plannen om de wachtlijsten weg te werken. De kosten voor volgend jaar zijn 160 mln gulden, maar de GGZ krijgt slechts 90 mln gulden. Hoe kan dit? Het moet mogelijk zijn om hiervoor in de Kamer in derde termijn een oplossing te vinden. De zorg heeft, net zoals veel andere sectoren in het publieke domein, een probleem met het werven van personeel. Het werken in zowel de zorg als het onderwijs wordt door veel mensen tegenwoordig beschouwd als iets voor ”losers”. Waarom je uit de naad werken als de overheid zelf niet bereid is de structurele problemen op te lossen, waarom een dief zijn van je portemonnee als je in de marktsector met minder inzet meer kunt verdienen? De schade aan de mooie beroepen in de zorg en het onderwijs die door het beleid van de laatste jaren is aangericht, zal vele jaren van herstel vergen. Een volgend kabinet zal de sociale wederopbouw ter hand moeten nemen. Die wederopbouw zal dan niet moeten verlopen langs de lijnen die Paars heeft bedacht. Deze coalitie denkt nog steeds dat de oplossing gezocht moet worden in meer marktwerking. In een nota van minister Borst wordt gepleit voor meer concurrentie tussen verzekeraars, marktwerking en uitvoering door bedrijven met winstoogmerk. Verder staat er in Haags abracadabra: ”Er komen nadere stappen die erop gericht zijn de mogelijkheden van een meer marktconforme prikkelstructuur verder te faciliteren”. Die zin heeft de minister vast niet zelf bedacht. Het kabinet heeft niets geleerd van de recente faillissementen in de thuiszorg en de kraamzorg, zo is mijn conclusie. De regering gaat met haar plannen zelfs verder: men spreekt nu ook over marktwerking bij het ambulancevervoer en in de ziekenhuiszorg. De echo van de VVD is nog altijd dominant in het paarse beleid. Dat blijkt ook uit het voorstel om weer te gaan discussiëren over eigen bijdragen en eigen risico’s, hoewel de eerder gebleken nadelen, te weten veel bureaucratie en een toename van de tweedeling, niet zijn weggenomen. Overal waar de regering gaten heeft laten vallen in de publieke sector, zie je dat het particulier initiatief zich binnenwringt in die publieke sector. Achmea heeft nu een thuiszorg acuut verzekering in het leven geroepen. Ik hoor graag van de minister-president wat hij van dit soort initiatieven vindt.
Net als bij de zorg laat Paars ook het onderwijs in wanhoop achter. Hier wreekt zich het feit dat Paars nooit is uitgegaan van een allesomvattende pedagogische en educatieve visie. Er zijn leerfabrieken ontstaan waar kinderen in anonimiteit verblijven, men heeft bestuurlijke kolossen gemaakt in de overtuiging dat het allemaal goedkoper zou zijn. De pedagogen en leraren worden in de top steeds meer vervangen door managers met bijbehorende salarissen. Men is doorgegaan met de steeds maar doorgaande stroom van regeltjes en modieuze vernieuwingen. Ik noem onder andere de tweede fase in het middelbaar onderwijs die geforceerd is ingevoerd, zo die uiteindelijk al gewenst was. Ook hier is het in de ogen van de regering allemaal nog niet liberaal genoeg. Ook in het onderwijs moet meer marktwerking komen. Zo kwam men op het slechte idee om de prestaties van scholen openbaar te maken, zonder rekening te houden met de problemen die scholen misschien ondervinden. Als de budgetten van scholen ook nog afhankelijk worden van de resultaten, is dat slecht voor de leerlingen die op die scholen zitten. Erger nog: het kan de continuïteit van de school in gevaar brengen. De bestuursvoorzitter van de Hogeschool Rotterdam zegt: Wij zitten gevangen in het marktdenken, scholen beginnen allerlei nieuwe opleidingen om maar zoveel mogelijk leerlingen te kunnen binnenhalen en ze krijgen daardoor niet minder, maar meer problemen. Door al deze zaken wordt ook de onzekerheid onder de leerkrachten bevorderd. De plannen voor prestatiebeloning komen daar nog eens bovenop. Weer een nieuwe bijdrage aan de verpesting van de werkgemeenschap die een school ook is. De door het kabinet steeds maar weer bepleite zogenaamde differentiatie in het onderwijs is voor mij nog steeds niets anders dan een eufemisme voor tweedeling. Natuurlijk zal die differentiatie ook plaatsvinden langs de lijn van kwaliteit en dat heeft weer alles te maken met de beschikbaarheid van geld, al dan niet in de vorm van ouderbijdragen of sponsorgelden. Het gemiddelde bedrag dat de OESO-landen over 1998 uitgegeven hebben aan onderwijs, ligt op 5,8% BBP. In ons land komen wij niet verder dan 4,5% BBP. Het verschil komt neer op zo’n 13 mld gulden. Even de herinnering opfrissen: in 1975 was het nog 8% van het BBP. Geen wonder dat er weinig belangstelling is om in het onderwijs te gaan werken. De instroom in de pabo’s ligt dit jaar 16% lager dan vorig jaar. Het kabinet heeft nu zijn zinnen gezet op team teaching, dat wil zeggen grotere groepen met één leraar en één of meerdere assistenten. Nu moet ook de leraar zelf manager worden. Het kind betaalt uiteindelijk de rekening. En sprekend over kinderen: het aantal kinderen dat in armoede wordt grootgebracht, is de afgelopen jaren met 15% gestegen tot 350.000. Zij leven in een gezin met een inkomen op of onder het bijstandsniveau. Overigens is het aantal mensen dat moet leven van minder dan 105% van het sociaal minimum, onder Paars stabiel gebleven. Ik weet niet of dit iets is waarop een kabinet, met zo’n economische welstand, zich moet laten voorstaan. Volgens het SCP zijn de mensen met werk er in hun besteedbaar inkomen sinds 1975 zo’n 13% op vooruitgegaan. De mensen met een uitkering zijn erop achteruitgegaan, met maar liefst 11%. Paars heeft in deze hele periode een blinde vlek gehad voor deze mensen. Niet in het zicht, niet in het hoofd. Aan geen zaak zijn in deze Kamer zoveel woorden gewijd als de integratie van minderheden. Iedereen is het erover eens dat wachtlijsten voor het leren van de Nederlandse taal uit den boze zijn. Nu zegt de minister dat hij is geslaagd, want de mensen die vorig jaar op de wachtlijst stonden, hebben nu een cursus; de lijst bestaat alleen uit nieuwe mensen. Ik weet zeker dat minister Borst met zo’n redenering ook wel zou willen wegkomen. Ook de inburgering verloopt nog steeds niet naar behoren: 20% stapt er voortijdig uit.
Hoe staat het eigenlijk met KPN, met UPC, met de NS? Dit zijn allemaal voorbeelden van bedrijven waar de overheid vroeger een belangrijke vinger in de pap had en die nu diep in de problemen zitten. De situatie bij KPN is ronduit dramatisch. Niemand weet wat de toekomst zal brengen. Met name het lot van het vaste netwerk zou het kabinet zorgen moeten baren. De service van UPC is dramatisch slecht en de toekomst is ongewis. Dramatisch is ook de toestand bij de NS. Wie is daar nog niet van doordrongen? Het kabinet misschien, want dat heeft besloten om de NS weer een paar jaar te geven voordat de zaken op orde moeten zijn, al mogen ook dan nog 10% van de treinen de stations te laat binnenlopen. Laten wij eens kijken naar de marktwerking in de elektriciteitssector. Importeerden wij vroeger slechts zo’n 10%, nu is dat zo’n 30%. Het resultaat van deze verschuiving: wij verbruiken meer bruinkoolstroom en meer stroom uit kernenergie dan vroeger en dat terwijl onze eigen, schone centrales stilstaan of zelfs worden gesloten. Ziedaar de zegeningen van de marktwerking! ”Een black-out zoals in Californie¨ kan hier, in weerwil van de beweringen van de minister van Economische Zaken, ook voorkomen”, aldus een woordvoerder van Tennet. Als je meer en meer afhankelijk wordt van het buitenland en je eigen capaciteit vermindert, dan is dat geen verwonderlijke verwachting. Maandag was in de media aandacht voor de verminderde veiligheid op Schiphol, als de plannen van het kabinet met de privatisering van het toezicht doorgaan. Ook het postverkeer moet nu worden geliberaliseerd. En TNT, slim als het is, sluit vast op grote schaal postagentschappen. Ook op milieuterrein zijn de verdiensten van Paars niet wat het de burger eens beloofde. De milieudoelstellingen worden in het NMP-4 van 2010 opgeschoven naar 2030. De uitstoot van broeikasgassen is vorig jaar weer gestegen, terwijl onze uitstoot voor 2010 met 6% moet zijn gedaald. Een ecotaks voor grootverbruikers van energie is voor Paars nog steeds uit den boze, terwijl elke deskundige van mening is dat die bij uitstek een effectieve manier is om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Het RIVM verwacht een verdere groei van het vliegtuiglawaai rond Schiphol omdat de groei sneller gaat dan de daling van de lawaaioverlast als gevolg van het gebruik van stillere vliegtuigen. De ruimtelijke ordening van ons land is nog steeds gebaseerd op het principe: beleid volgt geld. Zo blijft men ruimte opofferen aan luxe woningen in het groen en bedrijfsterreinen, waar de industrie die wil.
Paars heeft een diepe voorn door het platteland getrokken, met name in sociaal opzicht: bijna een op de drie boerengezinnen leeft onder het bestaansminimum en tien boeren per dag stoppen ermee, zijn kopje onder gegaan. Verdere schaalvergroting is het gevolg. De productie van veilig voedsel, het dierenwelzijn en het landschap betalen de prijs. Over huisvesting gesproken: in de binnensteden gaat het proces van ”lage inkomens eruit, hoge inkomens erin” nog steeds door. Ondertussen krimpt de voorraad sociale huurwoningen dramatisch.
En dan is er natuurlijk nog de hypotheekrenteaftrek. Inmiddels gaat het om het lieve sommetje van ongeveer 14 mld gulden per jaar, ten koste van de schatkist. Dat het grootste deel van dit geld gaat naar de mensen met de hoogste inkomens en met de duurste huizen, deert Paars in het geheel niet. Ondertussen zijn de mensen met lage inkomens met een huurhuis bijna de helft van hun besteedbaar inkomen kwijt aan vaste lasten. Een paar weken geleden publiceerde het kabinet verkenningen op verschillende beleidsterreinen. Het zijn interessante boekjes die lezen, niet als Verkenningen, maar als Erkenningen, namelijk erkenningen van de eigen tekortkomingen. Bij de behandeling van de afzonderlijke begrotingen zal mijn fractie uitvoerig ingaan op het testament van Paars. Maar kort gezegd zal het steeds hierop neerkomen: juist omdat Paars in alle opzichten de wind mee had, is het deze coalitie dubbel en dwars aan te rekenen dat zij de grote problemen niet heeft aangepakt en opgelost. Nee, zij heeft veel problemen juist vergroot. De publieke sector is te grabbel gegooid. De neoliberale ideologie van ”ieder voor zich” was merkbaar in alle facetten van het paarse beleid. De sociale zekerheid verslechterde. De overheid trad terug ten behoeve van de markt. De armoede werd niet opgelost; de tweedeling werd vergroot. Publieke diensten werden in de uitverkoop gedaan; verantwoordelijkheid werd niet genomen; de sorrydemocratie werd geïntroduceerd en de achterkamertjespolitiek werd tot norm verheven. Over de erfenis van Paars zullen geen successierechten worden geheven.
Derde termijn
De heer Marijnissen (SP): Mevrouw de voorzitter. Allereerst wil ik een bijdrage leveren aan het voortgezette debat over de aanslagen in de Verenigde Staten en het vervolg daarop. Laat ik beginnen met vast te stellen dat heel erg veel ongewis is. De wereld leeft in onzekerheid. Dat geldt voor Nederland, het Nederlandse kabinet en voor de Kamer, getuige de discussies van vandaag. Dat de Verenigde Staten en de internationale gemeenschap iets ondernemen tegen de verantwoordelijken ligt in de rede. Zij dienen te worden opgespoord en berecht. Mijn fractie heeft een aantal uitgangspunten opgesteld voor de beoordelingen die ook zij zal moeten maken. Wij hopen dat die beoordelingen en de criteria en de uitgangspunten die wij aan de dag leggen, overeenstemmen met de criteria die door de regering en de hele internationale gemeenschap worden gehanteerd. Naar ons idee is allereerst proportionaliteit vereist. Dat houdt in dat er geen vergeldingsacties zijn die de risico’s in zich dragen van een vergaande escalatie met desastreuze gevolgen voor de tegenstellingen in de wereld en bijgevolge voor de wereldvrede. Daarom is mijn fractie ook zo verontrust over de uitspraken van de Amerikaanse regering dat maar liefst 60 landen betrokken zouden zijn bij het aanstaande conflict. Diezelfde regering zegt het gebruik van tactische kernwapens niet uit te sluiten. Hoewel dat geen nieuw, maar staand beleid is, werd het wel in dit verband geuit. Dit alles staat op gespannen voet met ons tweede uitgangspunt, namelijk dat zorgvuldigheid en precisie vereist zijn. Daarvoor is het noodzakelijk dat de verantwoordelijken worden opgespoord en dat gepoogd wordt bij de acties die daarvoor nodig zijn in ieder geval geen onschuldig bloed te doen vloeien.
Door velen is regelmatig gesproken over het internationale terrorisme. Ik heb daar een vraag over gesteld in tweede termijn. Toen ik tijdens het antwoord van de minister-president in een interruptie opmerkte dat wij daarover misschien nog te spreken kwamen, schudde hij hevig nee. Hij wil dus kennelijk niet uiteenzetten wat het internationale terrorisme inhoudt. Want het is niet zo eenvoudig. Mag ik erop wijzen dat het UÇK begin dit jaar nog door de Verenigde Staten als terroristen werden beschouwd? Zo kan ik nog wel enkele voorbeelden geven. Het gaat mij er niet om in casuïstiek te vervallen en allerlei scenario’s te schetsen. Ik wil duidelijk maken dat als de term internationaal terrorisme wordt gebruikt, wij niet weten waarover wij het hebben. Misschien hebben wij het over verschillende dingen! Dat is een van de grote problemen in dit hele debat. De acties dienen zoveel mogelijk te regarderen onder de Verenigde Naties. Het zijn ook de Verenigde Naties immers die in staat moeten worden gesteld de langdurige strijd tegen de voedingsbodems voor fanatisme en terrorisme te organiseren, te coördineren en vol te houden. Mijn fractie is er niet gerust op hoe deze zaak zal worden voortgezet in de komende uren, dagen, weken en maanden.
Voorzitter. Ik heb nog drie moties die ik aan de Kamer wil voorleggen bij deze algemene beschouwingen. De drie moties hebben allemaal betrekking op mensen die naar de mening van mijn fractie door Paars te vaak uit het oog zijn verloren, hoewel wij een ontiegelijk rijk land zijn en zoveel economische groei hebben gekend. De eerste motie heeft betrekking op mensen die zijn aangewezen op een advocaat, maar deze advocaat niet uit eigen portemonnee kunnen betalen. Het gaat hierbij om een van de wezenskenmerken van de rechtstaat, namelijk de toegang tot het recht, waarbij je gesteund wordt door iemand die vakbekwaam is.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de gemiddelde uurvergoeding voor het werk van de sociale advocatuur de laatste jaren te laag is, ervaren en gespecialiseerde rechtsbijstandsverleners het stelsel de rug hebben toegekeerd en de aanwas van advocaten voor het stelsel afneemt;
constaterende dat de Tweede Kamer bij de motie-Kuijper c.s. van 5 juli 2001 de regering gevraagd heeft, zich in te spannen bij de begroting voor 2002 de uurvergoeding voor het werk van de sociale advocatuur per 1 januari 2002 te bepalen op ƒ 210;
overwegende dat de regering van plan is per 1 januari 2002 de uurvergoeding vast te stellen op ƒ 183 en daarmee de motie-Kuijper c.s. niet geheel is uitgevoerd;
verzoekt de regering, de motie-Kuijper c.s. uit te voeren en de uurvergoeding voor de sociale advocatuur per 1 januari 2002 te bepalen op ƒ 210,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 12 (28000).
De heer Melkert (PvdA): De motie komt mij zeer sympathiek voor. Ik hoop dat de fractie van de SP alert blijft of moties van de PvdA ook goed worden uitgevoerd door het kabinet. Ik heb opgemerkt dat het kabinet in antwoord op vragen die hierover in een eerdere termijn ook door u zijn gesteld, zegt verder te onderzoeken hoe misschien met die verhoging in de toekomst ook een differentiatie zou kunnen plaatsvinden. Ik kan mij daar iets bij voorstellen, omdat het werk van de ene sociale advocaat, afhankelijk van het onderwerp, verschilt van het werk van de andere sociale advocaat. Ik kan mij dus voorstellen dat dit verschillend wordt gehonoreerd.Naar mijn mening zou het verstandig zijn, de regering die ruimte te geven.
De heer Marijnissen (SP): Het is aardig dat de heer Melkert mij duidelijk maakt dat de heer Kuijper lid is van de PvdA-fractie en niet van de SP-fractie. Dat is juist. Dit is echter voor de SP een zeer aangelegen punt. Wij zijn hier al acht jaar mee bezig, alhoewel wij pas zeven jaar in de Kamer zitten! Ik wil hiermee zeggen dat wij dit punt elke keer dat de gelegenheid zich voordoet, bij de begroting Justitie of de financiële beschouwingen, naar voren brengen. Wij vinden dit een heel wezenlijk punt. De heer Melkert spreekt van differentiatie. Ik vind alles prima. Als het kabinet met voorstellen wil komen over differentiatie, zullen wij daarnaar kijken. Wij zijn overigens sceptisch. Mensen die in de sociale advocatuur werken, behoren boeken te hebben of een bibliotheek. Men behoort zich te kunnen bekwamen en te kunnen studeren. Ongeacht de specialisatie, huurrecht of sociaal recht, moet men hierin tijd kunnen investeren. Voor ons is de essentie dat de sociale advocatuur leegloopt. Zij kan niet concurreren met de marktwerking. In de sociale advocatuur verdient men ƒ 400 of ƒ 500 per uur, terwijl de grote jongens ƒ 4000 of ƒ 5000 per uur verdienen. Ik denk dat de motie die in juni of juli van dit jaar door de Kamer is aangenomen, een goede motie is. Die was ook heel precies, met de aanduiding dat bij deze begroting een bedrag van ƒ 210 moet zijn bereikt. De heer Melkert spreekt over de dekking. Hij had eerder een opmerking over de vennootschapsbelasting. Dat geldt ook voor mij. Het kost maar liefst 500 mln gulden. Ik vind de ideeën van de heer Melkert om het midden- en kleinbedrijf te helpen heel sympathiek, maar ik vind hier meer prioriteit op zijn plaats.
De heer Melkert (PvdA): In ieder geval groeit de wederzijdse sympathie bij de onderwerpen die wij bij de kop hebben. Het is inderdaad erg belangrijk dat wij met de sociale advocatuur doorgaan met het verhogen van de vergoedingen voor het werk. Wij kiezen er op dit moment voor om het kabinet de ruimte te geven om naar de differentiatie te kijken en daar later op terug te komen. Wij zullen dat ongetwijfeld zij aan zij met de fractie van de SP doen.
De heer Marijnissen (SP): Ik vind dit jammer. Het is een unieke kans om een reeds door de Kamer aangenomen motie een nog grotere urgentie te geven. Staatsrechtelijk gezien kan dat overigens niet. Een motie die door de Kamer is aangenomen, moet immers worden uitgevoerd. Dat zegt de voorzitter ook al tijd. Ik snap eerlijk gezegd niet dat de heer Melkert, als voorzitter van de fractie die de motie heeft ingediend, wegloopt voor de motie. Ik houd er nog enige hoop op dat de voorzitter tijdens het fractieoverleg haar fractie kan overtuigen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de geestelijke gezondheidszorg sprake is van flinke wachtlijsten;
constaterende dat de GGZ Nederland concrete en goedgekeurde plannen heeft liggen voor het wegwerken van wachtlijsten, waarvoor 160 mln gulden nodig is;
verzoekt de regering, het hiervoor extra beschikbare bedrag van 90 mln gulden op te hogen met 70 mln gulden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 13 (28000).
De heer Marijnissen (SP): De volgende motie betreft een groep mensen die hier al vaak besproken is, maar waarvoor de ellende allerminst verleden tijd is. De motie heeft betrekking op hen die aangewezen zijn op de maatschappelijke opvang en de vrouwenopvang.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de maatschappelijke opvang en de vrouwenopvang sprake is van personeelstekorten, waardoor de werkdruk onverantwoord hoog is en de veiligheid voor zowel personeel als hulpvragers niet langer kan worden gegarandeerd;
constaterende dat de Federatie ovang met de kostprijsberekening heeft aangetoond dat om een op minimale kwaliteitseisen gebaseerde, goede zorg voor de hulpverleners te kunnen bieden en het personeel conform de cao te kunnen betalen, jaarlijks 164,5 mln gulden extra nodig is;
verzoekt de regering, het extra bedrag voor de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang in de begroting 2002 structureel te verhogen tot 165 mln gulden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 14 (28000).
Reacties uitgeschakeld