De fase van luis in de pels is voorbij, zegt Jan Marijnissen.
Vrij Nederland, 4 december 1999
De Socialistische Partij moet op zoek naar een nieuw symbool. De fase van luis in de pels is voorbij, zegt Jan Marijnissen. De tomaat heeft afgedaan. De SP is niet overmoedig geworden van het succes, eerder diplomatiek. De partij zet hoog in: ‘Wij schuwen regeringsdeelname niet, wij ambiëren het zelfs.’ De voorman slijpt nieuwe wapens. Bescheidenheid. Ethiek. En zelfs een vleugje stichtelijkheid.
Tekst: Yoeri Albrecht en Tino Wallaart
‘Ik ben de Van Mierlo in mij aan het slopen,’ reageert Jan Marijnissen op onze suggestie dat de SP een Van Mierlo-probleem heeft. Het is de reden waarom het de laatste tijd zo stil is rond mediagenieke Jan Marijnissen. De voormalige machinebankwerker uit Oss, die de Socialistische Partij (SP) al twaalf jaar leidt, legt uit: ‘Jan Marijnissen mag niet als synoniem van de SP worden gezien. Minstens vijftig procent van de media-aandacht voor de SP ging in de vorige termijn in de Kamer naar mij uit. Daar werd ik doodongelukkig van. Nu probeer ik de vier andere fractieleden meer op het podium hijsen. Ik heb dus bewust gekozen voor een mediastilte.’ Wat niet wil zeggen dat hij ons niet graag te woord staat. Want de SP ondergaat een stille metamorfose. Sinds mei vorig jaar is het kleurrijke tweetal in de Tweede Kamer verzeild geraakte fabrieksarbeiders, Jan Marijnissen (het schamele haar met brillantine op de schedel geplakt) en Remi Poppe (pakje zware Van Nelle in de borstzak), versterkt met drie nieuwelingen: een kortgeknipte yup, het voormalige Amsterdamse raadslid Harry van Bommel, een hooggeleerde gezondheidswetenschapper, de epidemiologe Agnes Kant, en een gedistingeerde jurist, de ex-SP-senator Jan de Wit. Ook aan de eens zo gestaalde politieke uitgangspunten van de partij wordt het nodige ‘achterstallig onderhoud’ verricht. Het revolutionaire Handvest 2000, de beknopte ‘checklist waar een socialistisch Nederland aan moet voldoen’, wordt afgedankt als ideologisch baken. Het moet plaatsmaken voor een meer stichtelijk getint beginselprogramma: Heel de mens. De SP hoopt daarmee in de toekomst verschoond te blijven van politiek al te ongeleide projectielen. Bouwmeester Marijnissen: ‘Het schrijven van een beginselprogramma had topprioriteit. Vooral omdat we vorig jaar na de gemeenteraadsverkiezingen de nodige problemen kregen met een aantal SP-kandidaten.’ Hij lacht cynisch: ‘Die bleken bij nader inzien niet erg geschikt.’
Marijnissen is vooral verbolgen over het SP-raadslid dat in Tiel een zetel verwierf. De uitslag was nog niet bekend, de champagne zat nog onder de kurk, maar de bewuste kandidaat was al overgelopen naar die andere hippe partij ter linkerzijde, GroenLinks. Geen prettige zaak, zegt Marijnissen. Er waren wel meer plaatselijke conflicten vlak na de gemeenteraadsverkiezingen. In de deelraad Amsterdam-Zuid vond de ene SP-afgevaardigde bij nader inzien de andere niet streng genoeg in de socialistische leer.
Marijnissen, schuldbewust: ‘We hebben de afgelopen jaren onevenredig veel tijd besteed aan het opbouwen van de kamerfractie, het veroveren van onze positie hier in Den Haag. Dus heeft het aan aandacht voor de afdelingen ontbroken. Daar betaal je vroeg of laat de prijs voor.’ Om de schade enigszins te herstellen, is Marijnissen vlak na de verkiezingen spoorslags naar de afdelingen afgereisd. ‘Je moet een organisatie veranderen als het goed gaat. Anders ben je te laat. We hebben kader nodig. En jongeren. Driek van Vught bovenaan de kandidatenlijst voor de Eerste Kamer zetten, is echt een poging om studenten serieus te nemen.’ Verlekkerd: ‘Als je ziet hoe groot onze potentiële aanhang op de universiteiten is.’ Maar het afzweren van leerstellingen als ‘niemand in Nederland mag drie keer zoveel verdienen als de laagstbetaalden’ dient ook een hoger doel: het aantrekkelijk maken van de SP voor kiezers die er wat minder altruïstische denkbeelden op na houden en, het ultieme utopia, regeringsdeelname. Marijnissen: ‘Ik maak het misschien niet meer mee, maar de SP heeft absoluut potentie. We zetten niet in op de luis in de pels, wij willen een factor van belang zijn.’ Er verschijnt een gretige blik in zijn ogen. ‘Er ontstaat een interessante situatie als er een echte linkse meerderheid ontstaat, met achtenzeventig zetels voor PvdA, D66, GroenLinks en SP. Zijn wij dan bereid om aan een coalitie deel te nemen of zo’n regering gedoogsteun te geven?’ Met gevoel voor het jargon van de macht: ‘Daar zal de SP verstandig mee omgaan.’ Dan toch weer recht voor zijn raap: ‘Wij schuwen regeringsdeelname niet, wij ambiëren het zelfs. Dat moet iedere zichzelf respecterende partij doen.’
Vijf jaar Den Haag heeft Marijnissen geleerd dat je het met drammen alleen niet redt. ‘Kijk, we zijn bescheidener geworden, minder gelijkhebberig, minder “wij weten wel hoe het moet”. Om onze doelen te bereiken is het zaak de doelstelling te verbreden en bondgenootschappen te sluiten. Niet méér opschrijven dan we kunnen waarmaken. Niet de lat zo hoog leggen dat we er onderdoor springen. De indruk wekken dat er bij ons een blauwdruk op de plank ligt voor een situatie die zich misschien over twintig jaar voordoet, is nogal pretentieus.
We zijn altijd een constructieve partij geweest. Maar dat imago hebben we niet. En dat vonden wij tot nu toe wel best.’ De strijdkreet ‘Stem tegen, stem SP’ was volgens electoraal strateeg Marijnissen een noodzakelijk kwaad. Want hoewel de SP in de regio succes op succes boekte, bleef de poort naar de grote politiek op slot. ‘Behalve one-issuepartijen – waartoe ik voor het gemak ook D66 reken – en afsplitsingen van grote partijen is er sinds de Tweede Wereldoorlog nooit een nieuwe politieke partij op eigen kracht de Tweede Kamer binnengekomen. Behalve de SP.
Voor de verkiezingscampagne van 1993 hadden we al vier keer meegedaan en het nog nooit gehaald. Wat deden we fout? We breidden ons toch iedere keer weer uit in de gemeenteraden? Dat werd tegen ons gebruikt: de SP is goed op lokaal niveau, dus niet op nationaal. Hartstikke sterk in de wijken, maar landelijk stemmen we PvdA of CPN. We moesten proberen die psychologische barrière te overwinnen. Toen hebben we gezegd: waarom zouden mensen SP stemmen? Zouden ze echt denken dat de SP iets zou gaan veranderen? Zien mensen de SP als een potentiële regeringskandidaat? Stem SP, dan zult u zien, dan gaan de uitkeringen omhoog? Nee! Er was maar één ding dat wij onze kiezers konden beloven en waarmaken: dat wij hier een tegengeluid zouden laten horen. Tegen de consensus van Lubbers en Kok.’ Intens nagenietend: ‘Dat is op dat moment een meesterzet geweest. “Stem tegen, stem SP”, die tomaat en zo, dat werd begrepen door de mensen. Die slogan gaf treffend weer wat we waar konden maken. Het heeft ons geen windeieren gelegd.’
Maar de kentering staat op stapel. Een medewerker treedt binnen om Marijnissen een brief van twee kantjes aan de Tilburgse econoom Hugo Keuzenkamp te laten ondertekenen. ‘Hij had ons een reactie gestuurd op ons alternatieve belastingplan. Best positief over wat we bedacht hebben. Het Centraal Planbureau heeft doorgerekend, dat ons plan vijftigduizend banen oplevert. Keuzenkamp had nog een paar tips. Dus heb ik hem even bedankt. In de praktijk dragen we veel van dit soort alternatieven aan. Dat heeft weinig te maken met tegenstemmen.’ Verontschuldigend: ‘Het is maar een slogan. Maar ja, hoe meer zoiets een eigen leven gaat leiden, hoe meer het misschien een nadeel wordt. Wij zullen ons er de komende twee jaar over beraden of wij dat imago willen handhaven.’
Maar met slogans en beginselprogramma’s aanpassen alleen red je het niet tot aan het regeringspluche. De lange mars door de instituties kan alleen maar succesvol zijn met aansprekende gezichten. En probeer maar eens de harten van de machtige middenklassekiezers te veroveren met louter fabrieksarbeiders. Marijnissen wordt er soms moedeloos van. ‘Mensen drukken zo snel een stempel op je. De SP zou arbeideristisch zijn. Daar kom je dan niet meer vanaf. Altijd maar van elkaar overschrijven en elke keer wordt het beeld kleiner. Totdat je een of andere monomane randdebiel bent. Nou, dat zijn we niet.’ Om toch maar te breken met dit beeld, zette de SP Van Bommel, Kant en De Wit hoog op de lijst. Een moedwillige zet van de SP om meer een dwarsdoorsnede van de samenleving te weerspiegelen? Marijnissen: ‘Ja, dat zit er natuurlijk wel bij. Soms moet je als Jack Nicholson in de film The Shining met een bijl door de deur heen. Gewoon bewust drie academici neerzetten. Kom bij mij niet meer aan met het gezeur dat we een anti-intellectualistische club zijn. Dat is dus gewoon niet waar. Dat zullen we ook bewijzen.’ Lachend: ‘Sterker, ik kan nog boeken schrijven ook als het moet.’ Tijdens het gesprek citeert Marijnissen dan ook volop uit zijn twee bestsellers over de politiek, Effe Dimmen en Tegenstemmen. Een nieuw boek moet in het voorjaar van 2000 verschijnen. Het wordt een interessante coproductie met Generale Bank Literatuurprijs-winnaar Karel Glastra van Loon getiteld: De laatste oorlog, gesprekken over Kosovo en de nieuwe wereldorde. Het boek staat vol interviews met mensen als Lord Carrington, de vredesstichter in Joegoslavië van het eerste uur, Martin Bell, onafhankelijk Brits parlementariër en oud-journalist en Jelica Novakovic, de inwoonster van Belgrado die ten tijde van de luchtaanvallen een dagboek voor radio 1 verzorgde. Als het even meezit, maken ook minister Van Aartsen van Buitenlandse Zaken en de laatste Sovjet-leider Michail Gorbatsjov hun opwachting. Een zwaarwichtige afronding van de Kosovo-crisis, een periode waarin de SP, met haar onvoorwaardelijke afkeuring van de bombardementen, het buitenbeentje van de Nederlandse politiek was. Marijnissen: ‘Kosovo dreigt nu achter de horizon te verdwijnen. Maar we willen de discussie juist nu voeren.’ Want hoewel de vluchtelingen weer thuis zijn, Kosovo buiten handbereik van Milosevic is en de Servische oppositie zich weer op straat durft te vertonen, weet Marijnissen het zeker: ‘Wij hebben gelijk gekregen, niet degenen die voor bombarderen waren.’
Maar de vluchtelingen zijn nu toch thuis?
‘Niet dankzij bombardementen. Die mensen zijn juist verdreven na de escalatie die de Navo zelf heeft veroorzaakt. Waarom zijn er nooit bewijzen boven tafel gekomen voor het Hoefijzerproject (de volgens de Navo al lange tijd geplande etnische zuivering van Kosovo – YA, TW) van Milosevic ? Waar zijn die stukken en waarom heb ik ze nooit gezien? Het is bij retoriek van de Britse minister van Buitenlandse Zaken Robin Cook gebleven.’
Gelooft u het dan niet?
‘Ik ben bereid alles te geloven, maar mag ik na maanden eindelijk een keer bewijzen zien? Zo is het ook niet waar dat er honderdduizend mensen verdwenen zijn in Kosovo. Tweeduizend doden is natuurlijk vreselijk. Maar we mogen toch wel van degenen die ons voorlichten, de Sheas, de Van Aartsens, de De Graves, verwachten dat zij ons correct informeren? Er is van alles geïnsinueerd door de Navo dat niet op feiten blijkt te berusten. Het eerste slachtoffer van oorlog is altijd de waarheid. Maar daarna is de democratie aan de beurt. Het is echt schandalig dat Kok en Van Aartsen allemaal bilateraaltjes hebben gehad met alle fractievoorzitters behalve die van de SP. Rosenmoller en De Hoop Scheffer waren goedgekeurd door Kok. Want: voor de oorlog. Raar, de sfeer die ontstaat door oorlog. Alles wat we altijd waardevol hebben gevonden, is ineens niet meer waardevol. In tijden van oorlog moeten juist journalisten en politici uiterst kritisch te werk gaan. We moeten vragen blijven stellen, want je ziet dat je belazerd wordt. De Nederlandse regering is niet geconsulteerd tijdens het verloop van de oorlog. Dat zullen wij in het boek aantonen. Engeland, Frankrijk, Duitsland en de Verenigde Staten hebben de strategie uitgezet en vervolgens werd Kok even gebeld. En wij allemaal maar denken dat we zo meetellen in de wereld.’
Het zal geen verwondering wekken dat de SP in Heel de mens onverkort blijft pleiten voor het afschaffen van de Navo. Want veel van de ellende in de wereld is de schuld van de Navo. Zelfs het brute optreden van de Russen in de opstandige deelrepubliek Tsjetsjenië valt uiteindelijk terug te voeren op de onkunde van het Noord-Atlantische bondgenootschap. ‘De Navo heeft de VN-Veiligheidsraad geschoffeerd door ondanks het ontbreken van een mandaat van dit gremium Joegoslavië gewoon maar plat te gooien. Daarmee hebben ze Rusland een alibi verschaft om in Tsjetsjenië h£n vuiltjes op te knappen. Waar haalt de Navo na Kosovo nog het morele gezag vandaan om de Russen te veroordelen? Je kunt de VN niet straffeloos op het ene moment hooghartig terzijde schuiven en op het andere moment als het gezaghebbende orgaan opvoeren. Er wordt zo onverantwoord gedacht vandaag de dag. Over de Europese defensiemacht bijvoorbeeld. Laatst vroegen we PvdA-kamerlid Frans Timmermans in de Kamer waar hij dat leger zou willen inzetten. In de Kaukasus? Zegt hij ijskoud: “Dat is een mogelijkheid.”‘ Vol verbijstering: ‘Kun je het je voorstellen! De woordvoerder van de machtigste politieke partij van Nederland zegt gewoon: een Europees leger mag militair ingrijpen in Tsjetsjenië. Zo’n grote zelfoverschatting over wat je met militaire middelen kunt bereiken. Het middel is altijd erger dan de kwaal, dat leert het Navo-optreden op de Balkan.’
Maar wat is uw alternatief voor de nieuwe wereldorde? Er zijn veel plaatsen waar mensen acuut in levensgevaar verkeren.
Marijnissen probeert vergeefs zijn woede in te houden. Met rode vlekken in zijn hals en een brok in zijn keel: ‘In 1995 speelde zich een grote humanitaire ramp af in Rwanda. Het ging daar om een miljoen mensen die werden afgeslacht. Dat is van een iets andere orde dan tweeduizend. Daar mag je met recht spreken van genocide. Maar wij keken gewoon de andere kant uit. Want het ging maar om zwarten, rare Hutu’s en Tutsi’s.’
Maar wat is uw oplossing dan?
‘Dat we eindelijk eens iets gaan doen aan die wapenhandel. Laatst hoorde ik Ad Melkert pleiten voor een Europese wapenindustrie. Wat is er gebeurd met het gebroken geweertje? Het militair-industrieel complex spreidt nog steeds overal ter wereld zijn tentakels uit.’
Als morgen de etnische spanningen in Kongo oplopen, dan zegt u dus met droge ogen: het is allemaal aan het militair-industrieel complex te danken, dus mogen we niet ingrijpen. Bent u voor non-interventionisme?
‘Die hypothetische vraag is niet te beantwoorden. We kunnen alleen over het verleden spreken. Wat heeft de landing van de VN in Somalië opgelost? Die heeft alleen een hoop doden opgeleverd. Het is een misverstand om te veronderstellen dat wij in exotische landen een nieuwe orde tot stand kunnen brengen.’
Dus u bent niet principieel tegen interventionisme?
‘Ik heb nog geen goed voorbeeld gezien.’
U kunt zich niet voorstellen dat er een keer gewapend ingegrepen moet worden?
‘Nee. Maar misschien is het intellect van Jan Marijnissen te beperkt om een situatie te bedenken waarin het wel kan. Ik ben zeer sceptisch en terughoudend. We moeten veel meer doen in preventieve zin, met minder kapsones. Vroeger spraken we over de nieuwe Economische Wereldorde van Olof Palme, Joop den Uyl en Willy Brandt. Dat waren nog eens tijden, toen werd er nog eens ergens over nagedacht.’
De verbreding van de aandachtsgebieden van de SP is evident. Nog niet zo lang geleden moest je vooral bij de SP zijn voor extra’s voor de minima, kunstgebitten in het ziekenfonds en de alarmlijn tegen sociaal onrecht. Maar tegenwoordig roert de nieuwe SP zich ook in filosofische debatten als de internationale orde, ethisch ondernemen (Ikea heeft het aan den lijve ondervonden; SP-leden voerden voor de deur van de Zweedse meubelgigant actie tegen de onmenselijke arbeidsomstandigheden) en de ethiek van leven en dood. Opmerkelijk is in ieder geval de behoedzame houding van de SP ten aanzien van euthanasie. Een meerderheid van de Tweede Kamer onder bezielende leiding van D66 wil het beëindigen van het uitzichtloos lijden uit het Wetboek van Strafrecht schrappen. Dat liever niet, vindt Marijnissen. Hij weegt zijn woorden zorgvuldig: ‘Vrijheid kan omslaan in onvrijheid. Als er met grote regelmaat euthanasie gepleegd wordt, ontstaat de situatie dat mensen zich moeten verontschuldigen dat ze er geen gebruik van maken. Tegenover de kinderen die het een vervelende verplichting vinden om iedere zondag op bezoek te moeten komen, de kleinkinderen die niet naar de speeltuin kunnen omdat ze weer naar oma in het verpleeghuis moeten. Mevrouw Jansen lag met vijf andere dementerende bejaarden op een slaapzaal. Twee van hen hebben euthanasie gepleegd. Dan ontstaat er toch een impliciete druk van: zou u niet eens ook. Er ligt een verstikkende linkse deken over Nederland. Kijk, het is niet voor niets dat pleidooien voor een liberalere euthanasiewetgeving uit links-intellectuele kring komen. De Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie. Dat zijn mensen die altijd voor zichzelf konden opkomen. Maar ik ken veel oude mensen die hun leven lang alleen maar dienstbaar zijn geweest. Mannen aan hun baas, vrouwen aan hun mannen, moedertjes aan hun kinderen. Die mensen zouden tot aan het sterfbed nog dienstbaar zijn aan anderen.’
Dan duikt ineens weer de vertrouwde Marijnissen op, gedecideerd en strijdvaardig: ‘De zorg die wij ouderen bieden is abominabel. Ik ben er ook van overtuigd dat een hogere kwaliteit van leven de euthanasievraag vaak zou doen verstommen. Het is een schande dat die mensen met zijn zessen op een kamer in het verpleegtehuis liggen. Heel cynisch dat de politiek niet bereid is meer privacy te gunnen, maar ondertussen wel praat over een vrijere euthanasiepraktijk. Ik ben ook voor een goede dood, maar first things first.’
Genuanceerde woorden voor een vermeende radikalinski.
Het recht van mensen om te beschikken over beëindiging van het eigen leven past niet onvoorwaardelijk in Marijnissens abc’tje van de heilstaat aan het einde van de klassenstrijd. Kennelijk heeft Marijnissen zijn katholieke roots nog niet volledig doorgesneden. Wat heeft hem meer beïnvloed, Marx of de bijbel? Hij vouwt zijn handen achter zijn hoofd en denkt lang na. ‘Ik voel me aangesproken door het katholieke gedachtegoed in termen van naastenliefde, altruïsme en gedienstigheid. Ook het decorum vind ik wel mooi. Mijn twijfel in het geloof is op de kostschool ontstaan, puur op rationele gronden. De kerstening, de goede God, het feit dat al dan niet gedoopt zijn bepaalt of je brandt in de hel of niet. Dat is natuurlijk zo onredelijk als de pest. Verlost van de terreur van de kostschool keerde ik terug naar Oss. Ik viel voor de verlokkingen van het vrije jarenzestigleven, toen was ik snel van mijn geloof gevallen. Ik heb er destijds veel over gevochten met mijn moeder aan de keukentafel. Uiteindelijk heb ik ingezien dat zij – inmiddels negentig – veel steun aan het geloof ondervindt. Dat heb ik leren waarderen.’
Dan trekt Marijnissen de lijn van het katholicisme naar de SP. ‘Cees Swager van het radioprogramma OVT gaat waarschijnlijk een boek schrijven over de SP in Oss. De Tilburgse hoogleraar Pieter Tops, die in de redactie van het boek zit, heeft daarom een stelling geformuleerd die luidt: de SP heeft de functie van de verschrompelde katholieke zuil in Oss overgenomen. Een interessante hypothese. De SP heeft zich in Oss heel breed gepresenteerd, met een speeltuin, in de huurderscomit& lsquor;s en met een gezondheidscentrum.’ Marijnissens wrevel over links Nederland vindt zijn oorsprong in het begin van de jaren tachtig. Heel politiek correct Nederland viel toen over de SP. Marijnissen met hese stem: ‘Wij werden door al die linkse theoretici voor racist uitgemaakt terwijl we alleen maar voor meer integratie pleitten. Een standpunt dat tegenwoordig iedereen aanhangt.’
Marijnissen spreekt graag over Oss, nog altijd zijn woonplaats. Dat versterkt de verdwaalde indruk die hij zo nu en dan op het Binnenhof maakt. Tijdens het diner in een Indisch restaurant informeren we bezorgd naar de geestestoestand van Marijnissen.
Bent u gelukkig in Den Haag?
‘Ik zat laatst in een tv-programma bij Harry de Winter. Die vroeg me ineens op de man af hetzelfde, tussen het plaatjes draaien door. Ik heb toen letterlijk gezegd: “Dit is mijn wereld niet.”‘ Hij pauzeert even om in gepeins verzonken een hap van zijn ikan boemboe bali te nemen. ‘Okay, ik heb wel het idee dat ik hier in de Kamer iets te betekenen heb. Maar het is niet mijn ideale levensvervulling. Toen ik in de metaal werkte, trok ik ‘s morgens een paar lengtes aluminium uit het rek. Dan ging ik de tekening lezen, zagen, boren, lassen, slijpen. En als ik ‘s avonds naar huis ging, stond daar een sponning met een deur. Je hoefde maar te duwen dan viel-ie perfect in het slot. Dan had je tenminste iets. Hier in Den Haag wordt alles aangeraakt, maar niets in beweging gezet. Het politieke spel is belangrijker dan de knikkers. Ik ben niet zo uit op een warm plaatsje in de Treveszaal als Paul Rosenmoller. Die zei een tijd geleden dat hij in zijn leven van steeds exclusievere clubs deel is gaan uitmaken.’
Marijnissen laat zich plotseling van een heel onverwachte kant zien. Hij heeft het over de Rembrandt-tentoonstelling in het Mauritshuis, maar minstens zo mooi was de expositie van de Haagse schilder Weissenbruch. Van Mesdag houdt hij niet, ‘dat is toch meer schilderen per vierkante meter’. ‘Ik ben natuurlijk altijd een pionier geweest. Wie weet pak ik ooit mijn biezen en word ik kunstschilder in New York. Niet dat ik emigreren wil en schilderen kan ik al helemaal niet, maar het leven van mensen als Jan Cremer en Willem de Kooning spreekt me erg aan. Dat waren ook eenvoudige jongens die het gelukt is.’
Reacties uitgeschakeld