Algemene Beschouwingen 1999

woensdag 22 september 1999 :: 14.19 uur

Bijdrage Algemene politieke beschouwingen
22 en 23 september 1999

Eerste termijn

De heer Marijnissen (SP): Mijnheer de voorzitter! Het opmerkelijke van de Gouden Eeuw vond ik altijd dat er in de Gouden Eeuw ook zoveel armen waren. De Zeven Provinciën bulkten van het geld, maar intussen waren de wevers in Leiden en de boeren in Brabant straatarm en hun kinderen groeiden op voor galg en rad. In de tweede gouden eeuw van dit millennium is het al even gek. Nog gekker eigenlijk, want wij hadden toch kunnen en moeten leren van het verleden. Opnieuw bulkt ons land van het geld en opnieuw is armoede een schrijnend probleem, dat pakweg een miljoen gezinnen, huishoudens en daarin honderdduizenden kinderen treft. Gezien onze rijkdom zou niemand arm hoeven te zijn. Als die maatschappelijke tweedeling dan toch ontstaat, is dat een politieke keuze. Een meerderheid van de politiek vindt het kennelijk aanvaardbaar dat zoiets bestaat, hoe vervelend men het wellicht ook persoonlijk vindt. De SP vindt de sociale tweedeling niet aanvaardbaar, want in strijd met het fatsoen dat in een beschaafde maatschappij hoort te bestaan. Als wij bij elkaar rijk zijn, horen sommigen niet tot armoede en uitsluiting veroordeeld te worden.
Dat is onfatsoenlijk. Vanwaar nu de nadruk op het woord ”onfatsoenlijk”? De minister begrijpt hem al: het woord ”fatsoen” werd namelijk vorige week voor het eerst door een minister van dit kabinet in de mond genomen. Hij zei letterlijk: ”Elk mens wil fatsoenlijk zijn, maar niet tegen elke prijs. We hebben de prijs van het fatsoen verlaagd”, aldus Gerrit Zalm. Hij deed zijn uitspraak ter verdediging van de verlaging van het toptarief zoals voorgesteld in het belastingplan voor de 21ste eeuw. Velen hebben nu hun geld ondergebracht op buitenlandse adressen om zo de fiscus te ontlopen, anderen maken gebruik van constructies om toch vooral maar niet te hoeven mee te betalen aan het fatsoenlijk maken en houden van ons land. Velen vinden dat onfatsoenlijk. Maar wat zegt ‘s lands penningmeester? Het fatsoen dat we van de mensen met veel geld verlangen is te duur. Ik ga ze een stuk minder belasting opleggen, zodat ze wel fatsoenlijk kunnen worden en gaan betalen. Als die filosofie regeringsbeleid wordt, voert mevrouw Netelenbos dan ook een kaalslag op verkeerslichten door als er te veel mensen door rood rijden? En worden de tarieven van het openbaar vervoer verlaagd als er maar genoeg mensen zwart gaan rijden? Als je ziet wat er de afgelopen jaren met de samenleving is gebeurd en wat de plannen voor de toekomst zijn, komt de vraag op of de regering over de hele linie de prijs van het fatsoen aan het verlagen is. Nog niet zo lang geleden maakte de minister-president zich – samen met velen – terecht boos over de exorbitante verrijking van sommigen op de beurs en in het bedrijfsleven. Nu verschijnt er onder verantwoordelijkheid van Zalm en Vermeend een belastingplan voor de komende eeuw, dat exorbitante rijkdom zijn gang laat gaan, dat het toptarief voor de rijken verlaagt, de hypotheekrenteaftrek ook voor huizen van meer dan 1 mld. laat bestaan en vermogenswinsten standaard vaststelt op een schamele 4%, terwijl er in werkelijkheid al vele jaren lang winsten worden gemaakt van boven de 10%. Wat we samen nog onfatsoenlijk vonden in het verkiezingsjaar, vinden we dat nu niet meer. Terecht herinnerde de voorzitter van het CNV de minister-president daar recentelijk nog eens fijntjes aan. Is ook hier de prijs van het fatsoen verlaagd? Hoe fatsoenlijk is het trouwens om 5 mld. lastenverlichting door te voeren wanneer de overheid zelf door geldgebrek niet in staat is om de tekorten in het onderwijs en de zorg weg te werken? Rechtvaardigheid en het principe ”de zwaarste lasten voor de sterkste schouders”, was eens het uitgangspunt van de PvdA. Waarom hebben de minister-president en Vermeend dat onder het VVD-tapijt geveegd? ”Fatsoenlijk”
zou in mijn ogen zijn, wanneer we met het nieuwe belastingplan zouden proberen de netto-inkomens van mensen wat meer met elkaar in evenwicht te brengen, en wanneer we zoveel geld zouden vergaren dat de overheid voldoende en goede voorzieningen kan garanderen. Elk onderzoek dat ernaar wordt gehouden, wijst uit dat een overgrote meerderheid van de bevolking van mening is dat èn de inkomensverschillen verkleind moeten worden èn de overheid meer geld moet krijgen om haar werk goed te doen. Voor de sociale wederopbouw van ons land is geld nodig, veel geld, en dat geld moeten we halen daar waar het het minst wordt gemist wanneer wij het daar weghalen. Mijn fractie doet daarom nu reeds drie voorstellen. Geef een garantie voor hypotheekrenteaftrek tot drieënhalve ton en geef daarboven geen subsidie meer. Dat levert meer eerlijkheid op en ook nog eens structureel 1,5 mld. voor de schatkist. Het draagvlak is er ruim voldoende voor ons plan: 59% van de bevolking is inmiddels voorstander van een maximering van de hypotheekrenteaftrek. De propaganda en de valse voorstelling van zaken door degenen die voorstander zijn van de handhaving van de ongelimiteerde hypotheekrenteaftrek lijkt uitgewerkt. Laat grootverbruikers voortaan ook ecotaks betalen. Nu betalen burgers en kleine bedrijven een ecotaks, terwijl de bedrijven waar de elektriciteit en het gas er met bakken doorheen gaan amper iets betalen. Heel slecht voor het milieu en ook voor de schatkist. 1,5 mld. ligt ook hier klaar voor een overheid die geld nodig heeft om haar werk te kunnen doen. Laten we snel een vermogenswinstbelasting invoeren. Dan heffen we tenminste een reële belasting op reële winst uit vermogen. Er is geen enkele reden waarom ”arbeid” harder aangeslagen zou moeten worden dan ”kapitaal”. Als de staatssecretaris zegt dat zo’n belasting te gemakkelijk ontdoken kan worden, dan is zijn voorstel dus weer een prijsverlaging voor het fatsoen. Het lijkt wel uitverkoop, maar als het gaat om fatsoen zijn wij daar stevig op tegen.

Mijnheer de voorzitter! Belasting heffen is politiek en politiek is gestolde ethiek, en daarom is er niets mis mee het woord ”fatsoen” in de mond te nemen als je over belastingen praat. Daar zijn het kabinet en de SP-fractie het over eens, maar over wat ”fatsoen” in dit verband inhoudt niet. Ik vraag dan ook de reactie van de minister-president op het voorafgaande. Ik had het zojuist over de sociale wederopbouw en het aanpakken en oplossen van nijpende problemen. Een van die nijpende problemen is de ouderenzorg. Onlangs was ik te gast bij een verpleeghuis in Leiden, waar ik sprak met een van de directeuren. De man vertelde mij dat er natuurlijk een relatie bestaat tussen de kwaliteit van de zorg en de zin in het leven. Natuurlijk bestaat er een relatie tussen de zin in het leven en een verzoek om euthanasie. Hij vertelde over twee gevallen van ouderen die, nadat zij andere en intensievere zorg hadden gekregen, hun euthanasieverzoek hadden ingetrokken. Het is bekend dat de SP-fractie gereserveerd staat tegenover de nieuwe plannen van het kabinet met betrekking tot euthanasie. Ik vind dat de politiek als het ware de heilige plicht heeft om alles in het werk te stellen opdat voor de ouderen, die – het zij nog maar eens gezegd – ons land hebben opgebouwd, een zinnige en gelukkige oude dag is weggelegd. Alle discussie over zelfbeschikkingsrecht van het individu in het kader van euthanasie wordt twijfelachtig als wij niet eerst alles hebben gedaan om de kwaliteit van leven van onze ouderen – let wel, al onze ouderen – te verbeteren. Zover zijn wij nog lang niet. Natuurlijk, het kabinet trekt extra geld uit voor de zorg, maar het is allemaal te laat en te weinig. Het is te laat, omdat het kwaad eigenlijk al is geschied voor de mensen die het nu treft en ook voor de mensen die het werk doen. Het is niet voor niks dat steeds minder mensen bereid zijn in de zorg te gaan werken en dat daar nu overal personeelsgebrek is. Nu moeten er dure imagocampagnes gevoerd worden, terwijl vroeger mensen zich met enthousiasme aanmeldden om anderen te helpen. De heer Melkert sprak over het kortetermijndenken, dat weliswaar goedkoop kon zijn, maar dat op lange termijn wel eens heel duur kon zijn. Ik had gewild dat hij dat vijf jaar geleden had gezegd. Verpleegster, verpleger, onderwijzer; dat waren vakken om trots op te zijn. Natuurlijk is er in cultureel opzicht het een en ander veranderd, maar belangrijkste oorzaak van de dalende belangstelling voor werken in de zorg en het onderwijs is de benepen wijze waarop deze belangrijke sectoren in het recente verleden zijn behandeld: te hoge werkdruk, te lage lonen, te weinig voldoening van het werk en veel frustratie. Wij betalen nu een hoge prijs voor de kortzichtigheid van de achtereenvolgende kabinetten. Onder Paars I is er aan zorg, uitgedrukt in een percentage van het bruto binnenlands product, steeds minder uitgegeven. Dat heeft geleid tot een daling van de kwaliteit en de beschikbaarheid van de zorg. Dat heeft weer het klimaat geschapen voor hernieuwde discussie over voorkruipzorg en verdere tweedeling in de zorg. Mijn fractie zal met nog grotere vasthoudendheid dan u al van ons gewend was hiertegen blijven ageren. Als het om zo’n belangrijke zaak gaat als zorg voor zieken en hulpbehoevenden, dan mag je grote woorden gebruiken. Dan mag je praten over beschaving en dat doe ik dan ook. Solidariteit en het erkennen van de gelijkwaardigheid van mensen zijn twee van de vele pijlers onder onze beschaving. Het Paarse kabinet blijft pogingen ondernemen die pijlers te verzwakken. Keer op keer komt men met voorstellen die ons, dan weer eens openlijk en dan weer verkapt, leiden in de richting van de interpretatie die de varkens van Orwell aan gelijkheid gaven: de ene is meer gelijk dan de andere. Hoe zwaar hecht de minister-president aan de gelijke toegang en solidariteit in de zorg? Hoe wil het kabinet deze pijlers overeind houden? Zoals de ouderen worden ook de kinderen door Paars stiefmoederlijk behandeld. Volgens mijn partij moet en kan het anders. Wij hebben daarom een eigen ”plan van de jeugd” gemaakt. Waarom? Als je een samenleving wilt bouwen met verantwoordelijke burgers – ik zeg dit met name in de richting van de heer Dijkstal – dan moet je kinderen een eerlijke kans geven zich te ontwikkelen tot verantwoordelijke burgers. Dat gebeurt nu niet. Zeker, met de meeste kinderen gaat het goed in ons land, maar niet met alle. Een op de vijf kinderen groeit op in armoede, wat betekent dat zij niet kunnen doen en laten wat andere kinderen wel kunnen. Bewezen is dat deze kinderen onherstelbare schade oplopen op punten van ontwikkeling en gezondheid. Dit zou niemand moeten accepteren. Kinderen zijn in onze visie iconen: zijzelf zijn nog niet verantwoordelijk en hebben geen schuld aan hun omstandigheden. Mijn fractie zal de komende maanden bij de behandeling van de verschillende begrotingen met concrete voorstellen komen om de positie van kinderen te verbeteren. Een eerste voorstel wil ik hier toch alvast naar voren brengen: de inkomensafhankelijke kinderbijslag. Alle voorstellen vanuit de Kamer om iets te doen voor gezinnen worden vanzelfsprekend door mijn fractie van harte ondersteund. Daar bovenop wil mijn fractie voorstellen de kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken. Veel gezinnen die het echt niet nodig hebben krijgen toch kinderbijslag. Dat is raar, als je weet dat andere gezinnen dat geld heel goed kunnen gebruiken om hun kinderen ook een eerlijke kans te geven. Als bijvoorbeeld de kinderbijslag voor gezinnen met een netto jaarinkomen van ƒ 100.000 langs een glijdende schaal wordt afgebouwd tot nihil bij ƒ 200.000, kun je gezinnen met een jaarinkomen van minder dan ƒ 36.000 per jaar ƒ 600 extra geven. Het kost de overheid niets, en komt dus bovenop alle andere voorstellen die beogen iets te doen voor kinderen, vooral voor die kinderen die onze steun het hardst nodig hebben. Zo’n voorstel moet toch iemand aanspreken die van huis uit sociaal-democraat was en daarna minister van Financiën werd. Graag een reactie van de minister-president.

Mijnheer de voorzitter! De stap van kinderen naar onderwijs is een kleine. Het belang van onderwijs wordt door het Paarse kabinet in de hoofdpunten van het regeringsbeleid vooral uitgedrukt in economische termen. Mijn fractie denkt daar echt anders over. Er was eens iemand die over onderwijs zei: je kunt het op twee manieren zien: het volgooien van een emmer of het ontsteken van een vuur. De SP-fractie kiest voor de laatste optie. De homo universalis is een concept dat ons meer aanspreekt dan de homo economicus, die vaak model voor Paars lijkt te staan. Ik ga nu niet alle knelpunten in het onderwijs met u langslopen, want daar heb ik de tijd niet voor, net als al die onderwijzers die ook voortdurend tijd tekortkomen. Maar één ding wil ik hier wel gezegd hebben. Wat ik zojuist opmerkte met betrekking tot de zorg, geldt precies zo ook voor het onderwijs. Het feit dat Nederland voor wat betreft de uitgaven voor onderwijs nog steeds onder de OESO-norm zit, zegt voldoende over de geringe prioriteit die Paars aan onderwijs geeft. En dan heb ik het niet over de gebrekkige kansen voor de toppers, waarover Bolkestein het in Buitenhof afgelopen zondag met me had. Ik heb het dan over de tobbers, de kinderen die vaak door armoede en andere zaken die met tweedeling van doen hebben, geen eerlijke kans op fatsoenlijk onderwijs en daarmee op een fatsoenlijke toekomst geboden wordt. Waarom, zo vraag ik de minister-president, wordt er niet meer geïnvesteerd in de toekomst van de kinderen? Los van dat je alle kinderen maximale kansen wilt geven, is het toch ook kortzichtig dat niet te doen? Want wie zegt dat de jeugd de toekomst heeft, moet begrijpen dat ook hier ”’de cost voor de baet” gaat. Winnie Sorgdrager zei ooit eens iets heel goed: ”Elke gulden nu bezuinigen op jeugdbeleid in de breedste zin, komt later in duizendvoud terug op de justitiebegroting”. Laat ik nu net gisteren in NOVA horen dat de minister-president projectleider is geworden binnen het kabinet van de groep die zich speciaal bezighoudt met de jongerenproblematiek! Laat ik nu net gisteren horen dat mevrouw Borst pleit voor ontschotting, en misschien wel voor een staatssecretaris voor jeugdzaken! Laat dat nu iets zijn wat de SP al jaren bepleit! Ik ben dus erg benieuwd naar de reactie van de minister-president. Ik ontdek nog regelmatig dingen bij dit kabinet, en soms zelfs goede!

Mijnheer de voorzitter! Net als in de zorg zie je dat er door het gebrekkige reguliere aanbod ook in het onderwijs initiatieven komen die tweedeling in de hand werken: sponsoring voor scholen, ouders die een extra leerkracht gaan betalen en in het algemeen ouderbijdragen die maken dat de ene school meer kan bieden dan de andere. Hoe denkt het kabinet deze tweedeling te stoppen? Maar toen had ik NOVA van gisteren nog niet gezien! Want daarin hoorde ik de heer Hermans zeggen dat hij dit soort initiatieven eigenlijk wel toejuicht. Dus ook in dit verband hoor ik heel graag de reactie van de minister-president. Hoe denkt het kabinet de segregatie in het onderwijs te stoppen? Witte scholen worden witter en de zwarte zwarter. Dat is onverantwoord, want het zet met name de allochtone kinderen op een achterstand die zo groot is, dat ze die in hun latere leven niet meer kunnen inhalen. Voorzitter! Ik heb al eens eerder gezegd dat Paars visie schrijft met de f van financiën en daarom is de Miljoenennota elk jaar weer een prima kasboek, maar meestal een slecht leesboek. Laatst vergeleek een columnist bij Buitenhof een politicus die alleen maar op de cijfertjes let met een chauffeur die meer naar de meters op het dashboard kijkt dan door de voorruit. Allicht komen daar ongelukken van. Oke´ , het financieringstekort loopt terug, net als de staatsschuld, en de werkgelegenheid stijgt. Het oliepeil is goed, e toerenteller klopt en het acculichtje blijft keurig uit. Maar hoeveel ongelukken hebben we ondertussen veroorzaakt? Dat is de vraag die de politie aan de chauffeur zal stellen en die het publiek uiteindelijk aan de politicus zal voorleggen. De aandacht van mijn fractie gaat met name uit naar de slachtoffers en de maatschappelijke prijs, die niet zo makkelijk in cijfertjes is uit te drukken. Wij hebben nog steeds te maken met een miljoen huishoudens rond de armoedegrens, met een groeiende tweedeling op punten van inkomen, vermogen en macht, met tekorten in zorg en onderwijs, met een oprukkende commercie en met een toename van de eenzaamheid, vervreemding en geweldsdelicten. Er is een kille samenleving aan het ontstaan, waarin in navolging van de calculerende overheid ook steeds meer calculerende burgers wonen. Dat calculerende denken heeft het kabinet er ook toe gebracht te gaan praten over het doorwerken tot je 65ste. In de hoofdlijnen van het regeringsbeleid wordt zelfs gezegd dat dit weer eervol moet worden. Maar hoe ree¨ el is dit? Velen zijn door de dagelijkse druk van het werktempo al veel eerder dan op hun 65ste opgebrand; praat eens met een vrachtwagenchauffeur, een verpleegster, een bouwvakker of een onderwijzer. Veel te veel van hen zitten in de WAO. Het aantal WAO’ers stijgt nog steeds, net als het aantal uitkeringsjaren. Hoe komt het volgens de minister-president dat het aantal arbeidsongeschikten in ons land nu zo’n twee a` drie keer zo hoog ligt als het Europese gemiddelde? Waarom zijn volgens de minister-president de Ziektewetcijfers met 10% gestegen? Alle negatieve effecten die voorspeld zijn bij de behandeling van de privatisering van de Ziektewet treden op: selectie op gezondheid en leeftijd aan de poort, voorkruipzorg, ontslag van zieke werknemers, Arbo-artsen die niet onafhankelijk zijn. Welke conclusie trekt de minister-president hieruit? Alle maatregelen van het kabinet ten spijt, wil de reïntegratie van arbeidsongeschikten maar niet lukken. De arbeidsdeelname van mensen met een verminderde productiviteit is zelfs gedaald. Was het 2%, nu is het 1,9%, terwijl de doelstelling van het kabinet rond de 5% is. De SP wil van het kabinet weten waarom niet wordt overgegaan tot de invoering van een quotumverplichting zoals de Wet reïntegratie arbeidsgehandicapten die kent. Wij vinden dat alle bedrijven met bijvoorbeeld meer dan 25 werknemers een quotum van 5% van mensen uit de WAO in dienst moeten nemen. Graag hoor ik de mening van de minister-president. In de ogen van mijn fractie kunnen de generieke verslechteringen voor mensen met een uitkering slechts op een eerlijke wijze teniet worden gedaan, namelijk door een generieke maatregel. De verhouding tussen het wettelijk minimumloon en het gemiddelde loon is sinds 1976 alleen maar nadeliger geworden voor de mensen met een minimumloon en zij die aangewezen zijn op een aan het wettelijk minimumloon gekoppelde uitkering. Volgens de SER is het inkomen van de gezinnen op het minimum in die periode met 23% gedaald. Wij blijven daarom pleiten voor een generieke verhoging van het WML en de daaraan gekoppelde uitkeringen. In een tijd dat de top van het bedrijfsleven zichzelf een loonstijging geeft van gemiddeld 8% – De Waal van de FNV en Terpstra van het CNV hebben zich daar op een door mij niet te verbeteren wijze over uitgelaten – lijkt mij een frontale aanval op de armoede uit een oogpunt van beschaving, zelfs voor dit liberale kabinet, onontkoombaar. Hoe calculerend Paars soms ook mag zijn, soms wordt er als het juist wel moet, weer helemaal niet gecalculeerd. Neem de Betuwelijn, de snelste verbinding met een volgende parlementaire enquête. Ondanks alle waarschuwingen van vele kanten gaat Paars door met het aanleggen van een lang stuk ijzer door de Betuwe. De kosten rijzen de pan uit en gemeenschappen, woningen en natuur worden opgeofferd om een project, waar nu zelfs ook D66 vraagtekens bij zet, te realiseren. Daarom herhaal ik nog maar wat wij nu al jarenlang zeggen: laat de Betuwelijn varen. Een hele Betuwetrein kan zo´ in een paar moderne binnenschepen. Kies voor die variant, dan kan minister Netelenbos de Betuwelijn morgen al openen. Bij Lobith of bij Hoek van Holland. Tot slot het volgende. Paars I had aanvankelijk veel krediet. Velen wilden wel eens zien hoe dat zou gaan zonder het CDA. Met uitzondering van D66 wisten de coalitiepartijen zich goed staande te houden bij de verkiezingen van vorig jaar. Maar toen begonnen de problemen. Ondanks veel vergaderen kon er voor dit kabinet geen motto bedacht worden. En, erger, de coalitie rolde van het ene incident naar het andere. Het kabinet kwam zelfs ten val, maar er werd gelijmd. Met de benen op tafel heeft men in het Catshuis de eigen positie nog eens bekeken en er kwam zowaar een motto uit: investeren in de kwaliteit van de samenleving. Jawel, maar veel concreets heeft dat tot nu toe niet opgeleverd. Het is voornamelijk bij mooie woorden gebleven. Een belastingmeevaller van 1 mld. werd niet gestoken in zorg, onderwijs of armoedebestrijding, maar weer in lastenverlichting. Iets waar niemand op zat te wachten, alleen de mensen die al jaren in armoede leven, maar die krijgen nu juist weer slechts een klein deel van dat ene miljard. Wat vindt de minister-president in dit verband van de idee van een einde-eeuwsuitkering, een soort dertiende maand voor mensen met een uitkering? Bijvoorbeeld een uitkering van ƒ 1000 belastingvrij voor de arme huishoudens? Velen maken zich zorgen over de problemen als gevolg van de millenniumovergang. Als er al een serieus millenniumprobleem is, dan is het de Paarse politiek. Wat zou het mooi zijn als wij in de nieuwe eeuw met een schone lei konden beginnen. Wat zou het mooi zijn als wij een eind konden maken aan Brutopia, het brute en brutale neoliberalisme, en wij de kansen om te komen tot een rechtvaardiger en duurzamer samenleving te komen echt zouden pakken.

Tweede termijn

De heer Marijnissen (SP): Mevrouw de voorzitter! Er suizen mij nog een aantal zinsneden van de laatste dagen door het hoofd en die zijn zoiets als: ”scheppen van kansen voor alle burgers”; in de Troonrede: ”we kunnen ons niet veroorloven talent verloren te laten gaan”; ”sociale infrastructuur moet een hoge prioriteit hebben van het kabinet” en ”het gaat om actieve deelname van alle burgers”. Nu ben ik van het soort dat zegt: mooi is één paar daden is twee. Mooie beloften is ook één maar de uitkomsten is twee. Als ik namelijk de discussie over de WAO van vandaag terughaal, vind ik de uitspraken van de minister-president en het kabinet daarover zeer teleurstellend. Wij hebben 150.000 vacatures in dit land en wij hebben een groeiend aantal WAO’ers, dat binnen afzienbare tijd het miljoen zal passeren. We zien het percentage mensen dat in dienst genomen wordt bij bedrijven dalen in plaats van stijgen. Toch wil de minister-president het overleg met de werkgevers afwachten.
Mevrouw de voorzitter! De SP-fractie begrijpt dat niet goed en zij is dan ook van mening dat de Wet reïntegratie arbeidsgehandicapten geactiveerd moet worden op het punt van de sancties op het niet in dienst nemen van mensen met een arbeidshandicap. Om die reden stellen wij de volgende motie voor.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat de arbeidsdeelname van arbeidsgehandicapten ver achterblijft bij het streefpercentage van 3 tot 7;
van mening, dat het invoeren van een quotumverplichting een geschikt middel is om de beoogde arbeidsdeelname van arbeidsgehandicapten te realiseren;
verzoekt de regering over te gaan tot de invoering van een quotumverplichting van 3% arbeidsgehandicapten voor alle bedrijven met 35 of meer werknemers en de voorbereiding ter hand te nemen van een algemene maatregel van bestuur zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, van de Wet op de reïntegratie van arbeidsgehandicapten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 17 (26800).

De heer Marijnissen (SP): Voorzitter! De minister-president was in eerste termijn erg kort over de inkomensafhankelijke kinderbijslag door te stellen dat dit de armoedeval zou bevorderen. Hij was daarom van mening dat het een te verwerpen voorstel was. Ik vind dat toch curieus, zeker van een sociaal-democraat: halen waar je het halen kunt en geven waar dat nodig is. Het voorstel zou toch een iets positievere bejegening verdienen. Edoch, de minister-president wil dat niet en dan maar een motie. Wat betreft de armoedeval heeft hij een punt, maar het lijkt mij een kwestie van techniek, want daar is misschien iets aan te doen met glijdende schalen. Ik heb daar in eerste termijn over gesproken.
Om die reden dien ik de volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat er gezinnen zijn die kinderbijslag ontvangen en deze niet of niet helemaal nodig hebben;
overwegende, dat er daarnaast gezinnen zijn waarin kinderen opgroeien in armoede, met als gevolg minder kansen op een goede gezondheid en ontwikkeling; constaterende, dat een meerderheid van de bevolking het principe ”hoe lager het gezinsinkomen, hoe hoger de kinderbijslag” redelijk vindt;
verzoekt de regering met voorstellen te komen voor de invoering van een inkomensafhankelijke kinderbijslag,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 18 (26800).

De heer Marijnissen (SP): Voorzitter! De minister-president heeft erg terughoudend gereageerd op voorstellen van onze fractie. Ik neem hem dat niet kwalijk. Hij heeft vijf uur staan antwoorden, iets wat op zichzelf al een fysieke prestatie van formaat is en waarmee ik hem wil feliciteren. Maar op één ding wil ik nog wel even terugkomen en dat is de methode-Hermans. Ik heb de minister-president om commentaar gevraagd op uitspraken van de minister van Onderwijs dinsdagavond, toen hij zei er geen bezwaar tegen te hebben wanneer ouders in scholen gaan meefinancieren. Naar onze mening hebben wij te maken met een chronisch gebrek aan geld in het onderwijs. Dat leidt tot allerlei vervelende toestanden, waarin schoolbesturen dan inventief worden, sponsorgelden binnenhalen maar ook proberen via de ouderbijdrage aanvullende private gelden binnen de school te halen. In de Verenigde Staten was de private school vroeger alleen iets voor de rijken. Maar omdat de kwaliteit van de public school zo enorm achteruit is gegaan in de laatste tientallen jaren, vanaf het moment dat Reagan aan de macht kwam, is de private school ook iets geworden van de middenklasse. Niet omdat die mensen dat graag wilden, want ze moeten er financieel voor kromliggen, maar omdat alleen daar kwaliteit wordt gegarandeerd. Welnu, mijn fractie vreest met grote vreze dat wij ons met voortgezet beleid in dezelfde richting ontwikkelen in Nederland. Om die reden dien ik de volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat de onderwijsuitgaven de afgelopen jaren onder het niveau van het OESO-gemiddelde hebben gelegen;
overwegende, dat voor vermindering van de werkdruk, de bestrijding van voortijdige schooluitval en de uitvoering van de onderwijsvernieuwingen extra middelen nodig zijn;
verzoekt de regering zich voor te nemen het niveau van de onderwijsuitgaven op het OESO-gemiddelde te brengen,
en gaat over tot de orde van dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 19 (26800).

De heer Marijnissen (SP): Mevrouw de voorzitter! Ik wil nog een enkele opmerking maken over de privatisering en de marktwerking. Ik merk in deze Kamer dat er een groeiende twijfel is op dat punt. Ik heb de heer De Hoop Scheffer, fractievoorzitter van het CDA, daarover gehoord. Ik heb de fractievoorzitter van de PvdA, de heer Melkert, daarover gehoord. Ik merk dat er sprake is van een trendbreuk. Er worden kritische vragen gesteld. Als de heer Melkert nu zegt dat hij, wanneer de NS naar de beurs gaat, vooraf duidelijke bewijzen wil zien dat het openbaar vervoer daardoor beter wordt, vind ik dat een trendbreuk. Ik kan voorbeelden noemen van privatiseringen waarbij naar mijn idee niet op voorhand dat soort kritische vragen zijn gesteld. Onder het motto ”sterft, gij oude vormen en liberale gedachten” vindt de SP-fractie dit natuurlijk een buitengewoon goede ontwikkeling. Ik vind wel dat de heren het licht wat laat zien, maar dat is hun vergeven.

Mevrouw de voorzitter! Ik wil nog eens beklemtonen, ook in de richting van de minister-president, wat naar ons idee de algemene bezwaren zijn tegen deze tendens van privatiseringen. De coördinatie, met name in het perspectief van het algemeen belang, wordt bemoeilijkt; de verantwoordelijkheden zijn onduidelijker. Minister Peper zegt in zijn notitie: het is het dilemma van een terugtredende overheid die ook moet optreden. Het is de snelste weg naar tweedeling op punten als kwaliteit en toegang. Het leidt over het algemeen gesproken ook tot slechtere arbeidsvoorwaarden. De winst moet tenslotte ergens vandaan komen. Het mag duidelijk zijn, mevrouw de voorzitter, dat de SP-fractie van mening is dat bij nutsbedrijven, zaken van algemeen belang en bij basisvoorzieningen de marktwerking buiten de deur gehouden moet worden. De minister-president noemde drie criteria: toegang, prijs en kwaliteit. Dat komt heel dicht in de buurt van de voorwaarden die wij stellen. Toen ik de minister-president vroeg wat er moet gebeuren als blijkt dat op die drie punten niet het gewenste resultaat wordt bereikt, was het antwoord: dan moeten wij terugdraaien overwegen. Mag ik dan alvast één suggestie voor terugdraaien doen? Dat betreft de privatisering van de Ziektewet! Die privatisering heeft niet alleen geleid tot ongewenste voorrangszorg, maar ook tot selectie aan de poort op leeftijd en gezondheid, meer dreiging met ontslag voor mensen die vaak ziek zijn, druk op de zorg en het omzeilen van de Wet medische keuringen. Minister Van Boxtel zal het niet leuk vinden dat te horen, maar bij sollicitaties wordt ook het ziekteverleden van mensen naar voren gebracht. Verder wijs ik op de Arbo-artsen, die zich niet onafhankelijk van werkgevers kunnen opstellen. Ten slotte wijs ik op het ziektever-zuim, dat niet met 10% is gedaald zoals de heer Linschoten destijds aankondigde en beloofde, doch met 5% is gestegen. Als deze minister-president die drie voorwaarden echt wil hanteren, is er alle reden om terugdraaien van de privatisering van de Ziektewet te overwegen. Mijn opmerkingen over de voorrangszorg, mevrouw Borst, krijgt u vast wel op een ander moment te horen. Nu rest daarvoor helaas geen tijd.

Tot slot, mevrouw de voorzitter, vier korte opmerkingen in de vorm van vier zinnen.
1. Ik ben mijn bijdrage aan de algemene beschouwingen begonnen met de vaststelling dat wij in de tweede Gouden Eeuw leven, in die zin dat wij rijk zijn maar ook arm.
2. Ik ben mijn bijdrage geëindigd met de opmerking dat mijn fractie vindt dat Paars het grootste millenniumprobleem is wat wij hebben.
3. Er zijn vandaag heel veel moties ingediend die allemaal een verbetering voorstaan van het beleid en derhalve onze warme steun hebben.
4. Zorgt dat laatste ervoor, dat de twee eerste opmerkingen onjuist zijn?
Mevrouw de voorzitter! Mijn fractie vreest van niet!

Opties voor delen:
  • NuJIJ
  • eKudos
  • del.icio.us
  • Digg
  • Google Bookmarks
  • email

Reacties uitgeschakeld