20 en 21 september 1995
Eerste termijn
De heer Marijnissen (SP): Mijnheer de voorzitter! Paars schijnt populair te zijn! Uit de cijfers van een onderzoek van Intomart heb ik begrepen dat paars maar liefst mag rekenen op de steun van 58% van de bevolking. Dat is een ruime meerderheid. De mensen die dat hebben kenbaar gemaakt, zijn vandaag ruim vertegenwoordigd geweest bij monde van de heren Wolffensperger, Wallage, Bolkestein en zelfs een beetje de heer Heerma. Ik zal proberen de 22% die het niet ziet zitten met paars, in ieder geval nu een stem te geven. Mijnheer de voorzitter! Er zijn mensen geweest die ons hebben willen doen geloven dat dit kabinet niet bijeen zou worden gehouden door een bepaalde ideologie. Het zou een gelegenheidscoalitie zijn: een kruising tussen een kanarie en een putter; kan mooi zingen, maar is een bastaard en kan zich dus niet voortplanten. Inmiddels weten wij allen beter. D66 en PvdA hebben zich geschikt onder de regie van de VVD. Ik heb erg goed opgelet vanmiddag hoe de heer Bolkestein de coalitie-partners toesprak. In de ware conservatief-liberale traditie heeft dit paarse kabinet het streven naar een zich terugtrekkende overheid tot adagium verheven. De lakmoesproef waar scheidend kamerlid De Korte over sprak, heeft natuurlijk geen paars als uitkomst; ook hij wist natuurlijk dat het gewoon VVD-blauw zal zijn. Nee, de drie partijen hebben elkaar uitstekend gevonden. Het CDA mag den ik zijn borst nat maken, zo het zelf tenminste nog ooit terug wil keren in een nieuw kabinet. In weerwil van het altijd door D66 bepleite pragmatisme, is dit paarse kabinet een buitengewoon ideologisch getint kabinet. Het is een kabinet dat zich het neoliberale denken tot in de haarvaten heeft eigen gemaakt. Dagelijks is men bezig met ”het herijken van de verhouding tussen gemeenschappelijke regelingen en eigen verantwoordelijkheid, en het tot stand brengen van een nieuw evenwicht tussen de behoefte aan bescherming en de noodzaak van dynamiek”. Zo staat het in het regeerakkoord. Belangrijkste overweging: mensen moeten door meer concurrentie geprikkeld worden, zodat ze tot betere prestaties komen en tevens het streven naar een hogere doelmatigheid een dienst kan worden bewezen.
Mijnheer de voorzitter! Van Noorse basalt is geen diamant te slijpen. Met andere woorden: de analyse die dit kabinet van de problemen maakt en de ideologische uitgangspunten die men kiest, maken dat het concrete beleid nu al slecht uitpakt voor grote groepen mensen, en op langere termijn desastreuze gevolgen zal hebben voor de samenleving als geheel. Deregulering, privatisering, marktwerking, flexibilisering: het zijn de instrumenten waarmee paars de samenleving een dienst denkt te bewijzen. Naar de mening van de SP-fractie zijn het niets anders dan nieuwe totems die aanbeden worden om zo het bedrijfsleven ter wille te zijn. Maar dat de totale vrijheid voor de wolven de dood betekent voor de lammeren, lijkt dit kabinet niet te deren. Alle mooie woorden en beloften kunnen niet wegpoetsen dat steeds meer mensen in de problemen komen. En dat zullen er meer en meer worden. Naarmate de tijd vordert, naarmate dit kabinet langer de kans krijgt voort te gaan op de tot nu toe ingeslagen weg, zal de schade aan de mensen en de samenleving verder toenemen. Vooral omdat men slechts kijkt naar de korte termijn, en zich niet schijnt af te vragen wat de gevolgen van de besluiten nu zullen zijn op middellange en lange termijn. Echte verwondering hoeft dat natuurlijk niet te wekken. Een van de kenmerken van het Angelsaksische model is immers de onevenredig grote aandacht voor de korte termijn.
Een andere fundamentele kritiek die op de paarse politiek van toepassing is, is het gebrek aan erkenning van het feit dat in de werkelijkheid alles met alles samenhangt en niet zoals in de Haagse bureaucratie is opgedeeld in dertien ministeries. Laat ik een paar voorbeelden geven.
De nieuwe Arbeidstijdenwet die per 1 januari van kracht wordt, verruimt de mogelijkheden voor bazen mensen te laten opdraven wanneer dat voor het bedrijf het beste uitkomt. De vrije zaterdag is opgegeven, 9 uur werken per dag is voortaan mogelijk zonder vergunning en steeds meer toeslagen worden afgeschaft. En of het allemaal nog niet erg genoeg is, wil het kabinet ook nog de Arbowet gaan ontmantelen wat zeker niet bevorderlijk zal zijn voor de arbeidsomstandigheden van mensen. Reden voor de Bouw- en houtbond FNV om eens flink aan de bel te trekken. Tot zover het beleid. Nu de werkelijkheid. Flexibilisering en harder werken maken dat steeds meer mensen permanent onder druk staan, in de stress zitten. Iedereen kan vertellen dat dit slecht is voor de gezondheid en duur voor de gemeenschap, omdat het leidt tot meer doktersbezoek, meer verzuim en meer arbeidsongeschiktheid. Dit is toch iets wat juist een oud-vakbondsvoorzitter een doorn in het oog zou moeten zijn. Graag verneem ik dan ook de reactie van de minister-president. Ik geef een ander voorbeeld. Na het mislukken van de sociale vernieuwing – het vijgenblaadje voor de PvdA tijdens het vorige kabinet – heeft dit kabinet het grote-stedenbeleid uitgevonden. Op dat beleid zelf wil ik nu niet ingaan, gezien de beperkte tijd die mij is gegund. Ik wil het hebben over de strijdigheid tussen het doel dat met het grote-stedenbeleid wordt nagestreefd en de gevolgen van de rest van het beleid van dit kabinet. De huren zijn de laatste jaren gigantisch gestegen, zo erg zelfs dat steeds meer mensen financieel bezwijken onder de woonlasten. Niet zelden zijn mensen met een minimuminkomen nu al 40% van hun inkomen kwijt aan die woonlasten. Volgens een onderzoek van de FNV moeten twee van de drie gezinnen met een minimuminkomen nu reeds bezuinigen op kleding en voedsel. Toch heeft deze Kamer, op voorstel van deze coalitie, ingestemd met een beleid dat de sociale volkshuisvesting overlevert aan de wetten van de markt. Dat is iets waarvan het SCP in haar laatste rapport zegt dat het juist in de Randstad – het gebied waarop het grote-stedenbeleid zich concentreert – zal leiden tot een nog sterkere stijging van de huren. Maar er is meer. De segregatie van arm en bemiddeld zet zich door, waardoor er getto’s ontstaan met alle gevolgen van dien. Gevolgen waar het grote-stedenbeleid juist iets aan wil doen. In dit verband heb ik enkele vragen aan de minister-president. Steunt hij het pleidooi van zijn partijgenoot Welschen, burgemeester van Eindhoven, voor een terugkeer naar de objectsubsidie? En is de minister-president verder bereid, mee te denken over een systeem van huursubsidie dat segregatie voorkomt en tevens maakt dat er per inkomensgroep een percentage van het inkomen komt dat mensen maximaal aan huur hoeven of moeten betalen? En zo ja, is hij dan bereid, af te zien van de geplande bezuiniging op de huursubsidie?
Mijnheer de voorzitter! Nog een voorbeeld. De sociaal-economische gezondheidsverschillen worden volgens het CBS niet kleiner, maar eerder groter. Belangrijke oorzaken voor die verschillen zijn slechte arbeidsomstandigheden, stress, slechte huisvesting, uitzichtloosheid – iets wat niet zelden leidt tot slechte leefgewoonten – en toegankelijkheid van voorzieningen in de gezondheidszorg. Al een aantal jaren zien wij de trend dat er een tweedeling komt in de zorg: een algemene poot met lange wachtlijsten, en een particuliere, commerciële poot met de snelste zorg, zonder wachtlijsten. Wat vindt het kabinet – zo vraag ik de minister-president – van deze ontwikkeling en vooral: wat denken de minister-president en het kabinet eraan te doen? Het eigen risico van ƒ 200 mag nu dan mogelijk van de baan zijn, heb ik vandaag begrepen, het kabinet wil het geld dat het zelf niet voor de gezondheidszorg op tafel wil leggen, nu binnen krijgen door invoering van meer eigen bijdragen, onder andere voor het bezoek aan de huisarts. En dat is waarlijk onbegrijpelijk. Enerzijds wil het kabinet de huisarts inzetten als poortwachter, als eerste aanspreekpunt, maar tegelijkertijd werpt ze een financiële drempel op. Vanmiddag heb ik van de heer Bolkestein begrepen dat het wel degelijk de bedoeling is om het bezoek aan de huisarts te remmen. De vraag is natuurlijk wie zich laat remmen: zijn dat de mensen die eigenlijk van plan waren om onnodig de huisarts te bezoeken, of zijn het de mensen die het misschien niet kunnen betalen? Dat is waar het mij om gaat. Een en ander is des te merkwaardiger omdat de verantwoordelijke minister zelf eerder zei, hier niet aan te willen, omdat zij koste wat kost wilde vermijden dat een moeder met een kind dat mogelijk nekkramp heeft, om financiële redenen afziet van een bezoek aan de huisarts. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister-president.
Mijnheer de voorzitter! Zoals gezegd: de armoede wordt een steeds nijpender probleem. Komend jaar mag er dan gekoppeld worden, de SP-fractie vindt dat onvoldoende. De achterstand die mensen met een minimumloon of een minimumuitkering hebben ten opzichte van mensen met een goed betaalde baan is zo groot, dat er meer moet gebeuren. Jaarlijks neemt in ons land wel het aantal miljonairs toe. Volgens het CBS hebben wij er momenteel zon 80.000. Volgens hetzelfde CBS bezit 5% van de huishoudens de helft van het totale vermogen in ons land. Anderzijds zijn er volgens de commissie-Boorsma 200.000 huishoudens met financiële problemen en volgens het SCP 300.000 huishoudens die geen bestaanszekerheid kennen. In de Verenigde Staten bestaat een gezegde: geef het paard overvloedig te eten, er valt altijd wel een graantje op de straat voor de mussen. Al moet het kabinet van VVD-leider Bolkestein meer Amerikaanse dynamiek nastreven, ik kan me toch niet voorstellen dat een sociaal-democratische minister-president er een even cynisch mensbeeld op na houdt dan spreekt uit het door mij zo juist aangehaalde gezegde. Daarom de volgende vraag. Waarom zet het kabinet bijna alle beschikbare financiële ruimte in om de werkgevers een lastenverlichting te geven, in plaats van het geld te gebruiken voor het lenigen van de als maar oplopende noden onder de mensen? Het kabinet maakt het wettelijk minimumloon steeds belangrijker. De uitkeringen zijn vanzelfsprekend al aan de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon gekoppeld, maar het kabinet spreekt ook in het kader van de oude en nieuwe banenplannen, banenpool, JWG, maar ook de A-banen en de toekomstige WSW, steeds over het wettelijk minimumloon of in ieder geval over een percentage daarvan. Steeds meer mensen zullen in de toekomst met het wettelijk minimumloon te maken krijgen. En let wel: we hebben het dan over ƒ 845 netto voor een gezin met twee kinderen. Daar is met geen mogelijkheid fatsoenlijk van te leven, zeker niet wanneer je langdurig op dat niveau bent aangewezen. Belangrijk is het te weten dat het kabinet zelfs mensen met 80%, bijvoorbeeld in het geval van de WSW of de Melkert-banen, en in sommige gevallen, indien de dispensatie wettelijk minimumloon doorgaat, met 70% van dit bedrag wil afschepen. Voor de duidelijkheid: ik heb het hier over mensen die werken en niet over mensen met een uitkering! En dat in een tijd waarin de winsten niet aan het ”tippelen” zijn, zoals de minister-president dat soms zo beeldend kan zeggen, maar een marathon aan het lopen zijn.
Voorzitter! De SP-fractie wil heel graag de knuppel in het hoenderhok gooien en hier zeggen dat wij er voorstander van zijn het wettelijk minimumloon met 5% te verhogen. Uit een oogpunt van rechtvaardigheid is dit buitengewoon goed verdedigbaar. En niemand hoeft bang te zijn dat deze mensen het geld zullen gebruiken voor luxe of buitenlandse investeringen. Het geld blijft in het land en zal in belangrijke mate direct vloeien naar het midden- en kleinbedrijf – anders gezegd: de winkel op de hoek van de straat – hetgeen weer extra omzet en dus extra werkgelegenheid betekent. De ontwikkeling van de lonen in Nederland blijft al lange tijd achter bij die van Europa. Het achterblijven van de consumptieve bestedingen is ook een rem op de economische groei. Ondanks de verwijten als zou Nederland te duur zijn, loopt de export nog steeds als een lier. Al zullen een aantal bewindslieden dit beschouwen als vloeken in de kerk, naar de mening van de SP-fractie heeft de overheid de taak corrigerend op te treden waar het vrije spel der maatschappelijke krachten de ongelijkheid vergroot. Welaan, dit is een concreet voorstel door middel waarvan iets aan deze onrechtvaardigheid kan worden gedaan. Dit voorstel kost natuurlijk geld. Wij stellen voor dat wij het geld halen waar het zit. Dat wil zeggen dat wij de vennootschapsbelasting verhogen en bijvoorbeeld dat terugdraaien wat in 1987 is verlaagd. Een verhoging dus van 35% naar 42%. Alleen dat al zou 4 mld. opleveren. Ruim voldoende om het voorstel van de SP uit te voeren. Dat die 42% nog niet zo hoog is, mag blijken uit het gegeven dat diezelfde vennootschapsbelasting in Duitsland op het moment, zo uit mijn hoofd, 46% is en ook in Japan hoger ligt. Dit zijn toch belangrijke, concurrerende landen van Nederland. Eventueel valt ook te denken aan andere mogelijkheden, namelijk terugdraaien van Oort waar het de derde schijf van de inkomstenbelasting betreft, destijds verlaagd van 72% naar 60%. Mocht dat alles u nog niet kunnen overtuigen, wat betreft de geplande belastingverlichting zou de SP-fractie er ook geen bezwaar tegen hebben wanneer ook een deel daarvan voor dit doel zou worden ingezet. Overigens, met betrekking tot die geplande lastenverlichting wil ik het volgende zeggen. Is het niet aan de orde – het is vandaag al eerder gezegd – dat het kabinet eens nadenkt over het stellen van nadere voorwaarden aan het leveren van die lastenverlichting? Kan Frankrijk, waar arbeidsplaatsovereenkomsten bestaan tussen overheden en bedrijven die de subsidie of de lastenverlichting ontvangen, niet een voorbeeld zijn voor Nederland? Lastenverlichting is mooi, maar moet wel kunnen en als het kan, moet het wel wat opleveren. Voorzitter! Ik weet niet precies hoe het met de tijd staat, maar ik ga ervan uit dat ik niet in staat ben om allerlei andere zaken van het kabinet nog erg uitvoerig te bespreken. Ik heb het dan over andere voorbeelden van strijdigheid binnen het eigen beleid. De CO2 -uitstoot willen terugdringen, maar wel het aantal vliegbewegingen op Schiphol verdubbelen. Weten dat kennis en technologie essentieel zijn voor Nederland, maar toch bezuinigen op het hoger onderwijs. Wel een kleinverbruikersheffing voor burgers introduceren, maar niet de grote milieuwinst pakken door de bedrijven te dwingen schoner te produceren en schonere produkten te maken. Wel hogere straffen en meer cellen, maar geen oog hebben voor de maatschappelijke oorzaken van de stijgende criminaliteit. Bestuurlijke vernieuwing bepleiten, maar toch de resultaten van de referenda in Amsterdam en Rotterdam in de prullenbak gooien. Het zijn voorbeelden van beleid waarbij naar mijn idee gesproken kan worden van een innerlijke tegenstrijdigheid.
Voorzitter! Politiek is de tent runnen, zeker. Maar politiek is ook ”toegepaste ethiek”. Wij komen er niet wanneer wij alleen maar denken aan de eisen die de moderne wereldmarkt stelt. De heer Wöltgens heeft daarover afgelopen zaterdag in verschillende dagbladen nog zeer achtenswaardige dingen gezegd. Globalisering betekent in de concrete werkelijkheid van alle dag, dat werkmensen hier worden uitgespeeld tegen werkmensen elders. Uitgangspunten als menselijke waardigheid voor iedereen, gelijkwaardigheid en solidariteit, zijn het waard om verdedigd te worden, om voor te vechten. Het is die strijdbaarheid die de SP mist bij de coalitie en, het zal niet verwonderen, met name bij het PvdA-smaldeel. Ik sluit af. Het schijnt dat het paarse kabinet populair is. Ik refereerde daar al aan. Nu weten wij allemaal dat peilingen niet altijd de werkelijkheid weerspiegelen, maar toch. De vraag zou zich kunnen aandienen of de SP daar nu zuur over is. Nee! Misgunnen wij dit kabinet de gunst van de meerderheid van het volk? Ook dat niet. Ik feliciteer de coalitie zelfs met deze uitslag. Maar ik wil wel iets zeggen over de waarde die gehecht kan worden aan deze cijfers. Voor mij staat vast dat die sympathie niet zal beklijven. Het is te danken aan de façade de buitenkant. Leuk ogend, goed gebekt en een goeie PR, al of niet na tussenkomst van politieke privé-adviseurs. Net als in de filmstudio’s van Hollywood: mooie gevels, maar van karton. Wee o wee, wanneer de mensen de gevolgen van het beleid op langere termijn aan den lijve gaan ondervinden. Dan zal de houdbaarheid van de sympathie laag blijken te zijn, gelijk aan een ijsschots die richting zomer drijft.
Tweede termijn
De heer Marijnissen (SP): Mijnheer de voorzitter! In eerste termijn heb ik, overigens niet als enige, dit kabinet omschreven als een liberaal kabinet waarin de toon gezet wordt door de VVD en het door die partij gepropageerde liberalisme. Welaan, vandaag en met name gisteren hebben mij in die opvatting gesterkt. Waar gisteren de heer Bolkestein kwistig strooide met waarschuwingen aan het adres van de PvdA en D66, heeft de PvdA vandaag op vrijwel alle punten die zij in eerste termijn heeft aangedragen, het kabinet tegenover zich gevonden. En je mocht dan toch eigenlijk van zo’n fractie verwachten dat zij tot actie zou overgaan, een daad zou stellen. Maar het werd veel rook en weinig vuur. Ik ben geneigd om de PvdA op te roepen tot het motto: op woensdag een flinke jongen, dan op donderdag ook een flinke jongen. De moties die de partij nu heeft ingediend, staan in geen verhouding tot datgene wat in eerste termijn is gesteld. Maar laat ik aansluiten bij de uitspraken van de heer Pronk vanavond in het Parool, waar hij over de ontwikkelingssamenwerking zegt: de Partij van de Arbeid heeft de slag verloren toen het ging over het regeerakkoord. Dat is, strategisch gesproken, ook precies de positie waar wij nu voor staan. De VVD heeft de onderhandelingen over het regeerakkoord gewonnen. Elke verwijzing van VVD-leider Bolkestein naar dat regeerakkoord is voldoende om de PvdA en D66 weer terug in het hok te krijgen. Minister Van Mierlo zei deze week in een debat in NOVA: wij komen er altijd uit; er is altijd wel een oplossing. Hij zei dit zonder verbittering. En dat is eigenlijk alleen te wijten aan het feit dat de VVD inderdaad kan volstaan met een verwijzing naar het regeerakkoord.
Mijnheer de voorzitter! Ik kom op de energieheffing. Ik herinner de minister-president aan het feit dat hij beloofd heeft om in tweede termijn antwoord te geven op de vraag over de 25 tot 40 mln. voor Shell en Esso. Mijn volgende punt betreft de armoede. De armoede krijgt een steeds structureler karakter. Het heeft weinig meer te maken met de individuele kenmerken van mensen. De oorzaak is maatschappelijk en structureel. Daarom zijn structurele oplossingen noodzakelijk. Het onderzoek onder banenpoolers in Rotterdam bevestigt dat nog eens. Uitsluiting is voor een belangrijk deel het gevolg van armoede en dat is weer een gevolg van een structureel te laag wettelijk minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen. Generieke lastenverlichting wordt door het kabinet verdedigd, althans als het over het bedrijfsleven gaat, maar generieke armoedebestrijding, te weten verhoging van het wettelijk minimumloon en de uitkeringen, wordt door het kabinet niet overgenomen. Een van de belangrijke oorzaken van die armoede is – het is vandaag al eerder gezegd – alles wat gaande is op het woningfront. Er is nog een andere vraag die ik aan de minister-president heb gesteld en die niet is beantwoord. Dat is de vraag naar zijn reactie op de suggestie van de heer Welschen om de objectsubsidie hernieuwd in te voeren. Wat de individuele huursubsidie betreft, wil ik de volgende motie indienen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat de gemiddelde netto huurquote voor alle huurders van 1982 tot 1995 is gestegen van 15,8 naar 22,8;
overwegende, dat de gemiddelde netto huurquote voor IHS-ontvangers van 1982 tot 1993 is gestegen van 17,7 naar 24,3;
overwegende, dat de totale woonlasten van huurders op het minimumniveau dit jaar tot boven de 40% van het inkomen zijn gekomen;
verzoekt de regering bij de komende herziening van het stelsel van IHS als uitgangspunt voor het toekennen van huursubsidie een maximaal redelijke huurquote per inkomensgroep vast te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 28 (24400).
De heer Marijnissen (SP): Mijnheer de voorzitter! Tot slot maak ik nog een opmerking over een kwestie waarover ik een antwoord heb proberen te krijgen van de minister-president, maar dat was mij helaas niet gegund. Het betreft de door het kabinet in het algemeen bepleite marktwerking die ook haar uitwerking niet mist op de zorgsector. Het kabinet mag dan wel zeggen: wij zijn voor marktwerking, maar wij willen de nadelen beperken. Ik vind dat net zoiets als zeggen: wij willen wel wolken, maar geen regen. Juist in de zorg zien wij heden ten dage de tweedeling enorm toenemen. Vandaag werd bijvoorbeeld bekend dat de LVT, de vereniging van thuiszorgorganisaties, woedend is over de 10% korting die zij van de staatssecretaris heeft gekregen. Zo nodig moet echter ook in de thuiszorg de concurrentie worden bevorderd. In ziekenhuizen, verzorgingshuizen en verpleeghuizen: overal komt een tweedeling op gang met aan de ene kant algemene sobere voorzieningen met lange wachtlijsten en aan de andere kant particuliere voorzieningen met korte wachtlijsten en snelle behandeling. Ik verwijs alleen maar naar het groeiende aantal particuliere initiatieven, bijvoorbeeld de Gender-kliniek. Ik hoor graag dus graag een reactie van de minister-president op dit punt.
Omdat de tweedeling ook rechtstreeks samenhangt met de mogelijkheden voor mensen om de huisarts te bezoeken, dien ik tot slot nog een motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat maatregelen in de gezondheidszorg niet mogen leiden tot vermindering van de toegang tot noodzakelijke zorg;
overwegende, dat onderzoek uitwijst dat het opleggen van eigen bijdragen kan leiden tot daling van het gebruik van zowel niet noodzakelijke als ook noodzakelijke zorg;
overwegende, dat de toegang tot de huisarts als eerste behandelaar en poortwachter van de gezondheidszorg drempelloos dient te zijn;
spreekt uit dat geen eigen bijdragen voor de huisarts mogen worden ingevoerd en geen maatregelen mogen worden genomen die leiden tot financiële drempels bij de toegang tot de huisarts,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 29 (24400).
Reacties uitgeschakeld